De kustbewoners spraken al een graag een mondje Frans. Daardoor vind je in Oostende Petit Paris, Petit Nice (aan het Kursaal), Place Marie-José of Place d’Armes, de Boulevard. Dat is natuurlijk niet vreemd als je bedenkt dat tot 1938 het Frans de officiële landstaal was, ook in Vlaanderen. James Ensor (1860-1949), bijvoorbeeld, sprak Frans, Engels en (gekuist) Oostends.
En zo spreken de Oostendenaars ook van Fin d’Saison, het einde van ‘het seizoen’.
Er werd dubbel hard gewerkt om het de toeristen naar de zin te maken. Er waren uiteraard de hotels, restaurants en cafés, maar evengoed de variététheaters, de balzalen, concertzalen, de renbaan, de casino, en de vele winkeltjes waar men typische streekproducten kon kopen. Oostendenaars verdienden de kost als garçon, beigneur, croupier, redder, kamermeisje, winkeljuffrouw, …. Sommigen deden dat als hoofdberoep en hadden dan de lange winter om uit te rusten. Anderen hadden een ander beroep en verdienden een cent bij tijdens de drukke zomermaanden. Zo stemde men vroeger de arbeidstijden van het stadspersoneel af op de noden van de horeca: tijdens juli en augustus werkten de stadsbedienden van 7 tot 13 uur om in de namiddag en de avond te kunnen bijklussen in de paardenkoers of het casino. Daar rekende men echt op die extra, tijdelijke arbeidskrachten.
Met ‘seizoen’ bedoelde men natuurlijk ‘het toeristische zomerseizoen’. Dat begon rond Pasen en liep door tot eind september. Tijdens het seizoen moesten velen genoeg verdienen om het jaar rond te komen. Heel wat Oostendenaars gingen tijdens het seizoen in hun kelders wonen, opdat de leefruimten en slaapkamers aan de toeristen verhuurd konden worden.
In de maand september keken die kustbewoners uit naar het einde van dat zware werk en naar de sluiting van het seizoen, het Fin d’Saison. Er werd gefeest en gebrast, want men had wel wat geld verdiend! Dan volgde de lange herfst- en winterperiode. Er kwamen vroeger geen toeristen naar de kust tijdens de winter, dat is een recent fenomeen. Door de democratisering van het toerisme, de grotere mobiliteit en de veranderde vrijetijdsbesteding zien we al enkele decennia een verschuiving in het toerisme: men maakt buitenlandse reizen tijdens de ‘grote congé’ en gaat in het tussenseizoen naar de kust of de Ardennen, als het weer het toelaat. Deze evolutie heeft uiteraard een grote invloed gehad op de kusthoreca waar het nu alle schoolvakanties en weekends doorheen het jaar uiterst druk kan zijn. Een echt fin d’saison bestaat daarom niet meer.
Maar wij vierden dat wel, het einde van het zomerseizoen, aan onze strandcabine. Die laatste warme dag in september kraaktenue een flesje rosé en klonken we op de mooie zomer, die alweer te snel voorbij was.