Plantaanpraatje

Dit bericht is deel 77 van 79 in de reeks Donderdagse dialogen

Af en toe weet ik plots heel precies wat er allemaal gebeurde sinds vorige donderdag. Soms moet ik dan ei na kotsen en ben ik het meteen weer kwijt. Mijn reflectie in het spiegelglas staart onderzoekend naar me terug telkens ik schrok. Uit hoofd en hart én oog verloren, dat dit lichaam straks al 46 wordt.  

De WestVlaamse vorige week ging veel te ver aan al mijn grenzen voorbij en bracht zodoende een wervelwind aan vieze gevolgen waarover ik niks controle meer had. Een eenzame onbekende maakte daar gezapig gebruik van, gezien hij de kans had.

Dagen schieten nu razendsnel voorbij – dat merk ik – en ik weet niet hoeveel er passeerden. Ik weet niet waar ik Dídean elke gisterenavond heb gezet, wie ik waar wanneer heb gezien en of ik al dan niet gegeten heb. Het lijkt een ramp, maar ik ben het gewend. 

Ik leerde af van mij erom te schamen. Het is wel degelijk een onvermijdelijk wezenlijk deel van mijn handicap. Ik leer er, aanvaardend met liefde en respect voor mezelf, gaandeweg mee leven en ik ben erop voorzien.  

De phone loeit tijdig om de medicaties. 

Het pillendoosje doet wat het doen moet. 

This life goes on.

De herstelfase na verregaand langdurige dissociatie is, althans in deze mate, erg lang geleden. Ik slik geen lorazepam ter overkomen van het lang verleden pijnlijk herbeleven, ondanks alle flashbacks uit een regelrechte hel. Ik was er al zo vaak, ik ken het onderhand daar wel.

Alles is ok. Weggelopen uit een film of boek van Stephen King, misschien, maar helemaal ok. Ik ben niet in een ziekenhuis of psychiatrie beland. Thuis in Dídean in de schaduw van rustig ruisende platanen temidden van een godvergeten dorpje in het Hageland. 

De dorpsbewoners groeten vriendelijk gedag alsof ik hier altijd al woonde.

Onverwoordelijks stuurt mannenhanden waarin ik veiligvoelend durf te landen. En ik land. Een beetje maar, voorlopig, maar oprecht en warm, en vooral heel dankbaar. 

Vraag het niet, want er is geen logica aan vast te knopen. Het begon met een onschuldig en toevallig praatje op een onverwacht precies gepast moment. In theorie zou ook dit weer erg gevaarlijk kunnen worden, maar het kan nooit erger zijn dan ‘t ooit al was. 

Ik volg blind de intuïtie die me in die mens zijn armen drijft. Hij geeft rustig ruimte te ervaren. Zonder ongeduld. Niet het minst onder de indruk van mijn onbeholpenheid. Het ene moment ben ik stil en savourerend, het volgende snikkend hikkend van verdriet, dan weer lachend lol belevend, soms zenuwachtig klappend met mijn handen terwijl stress en angst doorheen mijn hele lichaam schiet. 

Hij raakt niet van de wijs. Hij is als een voorzichtig zorgzame tuinman met een heel bijzonder zeldzaam plantje dat hem onverklaarbaar fascineert, op zoek naar wat het nodig heeft. Vastberaden het te voeden en er moois en vruchtbaars van te maken, benieuwd naar hoe de vruchten proeven, bereid geduld te tonen doorheen weersinvloeden en seizoenen tot het precies de juiste rijpheid heeft.

Ik voel me gezien, of zoiets, en ik laat me leiden als een ei na afgestorven tumbleweed dat met de wind mee aan kwam waaien en geheel niks te verliezen heeft. Bereid om te ontvangen, hoe lang ook al gevangen in de warboel van mijn eigen dode takken. Er zit altijd nog leven binnenin, te wachten tot het uitbreken kan. 

Ik hunker en verlang, en ik kick op dit angstige vertrouwen – áls het niet teleurgesteld wordt dan. Ik weet niet wat ik ermee moet, want teleurstelling is al zo lang de norm.

De man geniet van zijn gevolgen in me.

We genieten van elkaars genot.

De kleinste druppel water voelt als thuiskomen na zo’n ontworteld onvoorspelbare reis doorheen een dorre dodende woestijn. En ik word meteen in een hele emmer ondergedompeld, maar net als ik denk dat ik verdrink haalt ie me voorzichtig weer naar boven. 

Als een cadeautje omdat ik flink ben geweest, zo lijkt het toch. Ik zei immers – uiteindelijk – tegen die eerdere: Ik besta niet om jou te entertainen. 

Gedragen door een stemtoon klinkend als een klok, onmiskenbaar betekenende: Evaporiseer in mijn vergetelheid, man, steek die koffiekoeken die je meebracht in je reet voor mijn part, en rot vooral op naar waar ik je nooit meer herinneren of herkennen zal. 

Wat blijkbaar al mijn dichtgeslagen deuren meteen opende voor een lieverd met groenverzorgende vingers en een hoofd vol creativiteit. 

Ik geef me gewillig over aan het Onverwoordelijks dat voelbaar mijn huid aait via zijn vingertoppen. Ik zwijg en zwijmel weg in wat als liefde voelt. 

Omdat het kan, en wederzijds verwelkomd wordt.

Dankbaar om gedeelde stilte.  


Beertje Bernie

Beertje Bernie

Beertje neemt lezers elke donderdag mee in Dídean, het busje waarin ze woont als nomade zolang dat nog kan. Deze woonvorm maakt het mogelijk voor haar om te leven ondanks het gewicht – en het licht – van pervasieve ontwikkelingsstoornissen, chronisch ptsd met dissociatieve kenmerken, en multiple sclerose. Klik hier voor duiding bij soms wat rare woordjes in dit blog. Meer over Beertje Bernie
Navigatie binnen de reeks<< WèttehiewaddeSchildschuldschade >>

Mis geen enkele blog van deze auteur!

Schrijf je in voor de nieuwsbrief
van Beertje Bernie

Selecteer een of meerdere nieuwsbrieven:

🖂 Schrijf u hier in voor andere nieuwsbrieven
Wij spammen niet! Lees meer in onze privacy policy

Mis geen enkele blog van deze auteur!

Schrijf je in voor de nieuwsbrief
van Beertje Bernie

Selecteer een of meerdere nieuwsbrieven:

🖂 Schrijf u hier in voor andere nieuwsbrieven
Wij spammen niet! Lees meer in onze privacy policy


U wilt reageren op deze blogpost? Dat kan op onze facebookpagina!

Vindt u wat u net las interessant? Overweeg dan om u in te schrijven op de nieuwsbrief van deze blog en ontvang een e-mail telkens iets nieuws verschijnt.