Toeval bestaat niet.

Toeval bestaat niet, zo wordt althans beweerd. Het alternatief is ‘voorbestemdheid’… – omdat het zo moest zijn.

Best wel intrigerend als je er over doordenkt. En dat deed ik dus… 

Toen “mijn” nonkel Jules Leroy in 1916 met zijn compagnie onder de spoorwegbrug in Diksmuide, op een granaatworp van de site van de huidige IJzertoren lag… toen werd de verdere geschiedenis van heel onze familie door één lukrake kogel geschreven. Een toevalstreffer?

16 september 1916

Het was koud en donker, en de commandant zocht enkele dappere soldaten om op nachtelijke patrouille door de velden richting Sint-Jacobskapelle te trekken. Jules, altijd paraat om te helpen, schoof zichzelf meteen als vrijwilliger naar voor.

De mannen waren nog niet lang vertrokken of ze hoorden geritsel in het struikgewas. “Wer da?” klonk de stem van een Duitse soldaat, eveneens op nachtelijke patrouille. Zijn bitse woorden werden meteen kracht bijgezet: er weerklonk welgeteld één geweerschot in het duister.

Jules liet zich in de gracht vallen, maar werd toch geraakt. De kogel vloog los doorheen zijn schouder. Als gevolg van de adrenaline voelde hij op dat moment geen pijn, maar hij kon zijn arm niet meer bewegen. 

Dankzij zijn koelbloedigheid, en ook wel beschermd door de duisternis kon Jules als bij wonder ontkomen.  Hij slaagde erin om op eigen krachten naar zijn basis in Diksmuide terug te strompelen.

Wat volgde was een pijnlijke, oncomfortabele en uiterst gevaarlijke tocht in een ambulancekoets – door paarden moeizaam over de stukgeschoten wegen voortgetrokken. 

Het was reeds licht toen het konvooi met intussen drie gewonde soldaten de volgende ochtend aan het militaire hospitaal L’Océan in De Panne arriveerde. In de inkomhal werden onophoudelijk uit alle richtingen toestromende slachtoffers getrieerd volgens de ernst van hun verwondingen, en hun kans op overleven… om daarna hopelijk in één van de operatiekamers opgelapt te worden.

Mijn nonkel had geluk: zijn schouder genas vlot, en hij werd voor revalidatie naar een kasteel in Frankrijk overgebracht. In de prachtige tuinen van het domein kon hij tot rust en bezinning komen.

Na een korte periode kreeg Jules dankzij zijn voorbeeldig gedrag een maand ‘convalescance’ (herstelverlof) van de hoofdarts. Hij ontving een treinticket naar zijn – eveneens naar Frankrijk gevluchte – familie. 

Onverwacht brak voor Jules zowaar een vreugdevol intermezzo aan, na twee volle jaren oorlogsellende aan het front.

In l’Archevêque ging het leven er gemoedelijk aan toe. Doorheen de week verrichtte Jules lichte arbeid op de boerderij, en op zondag vergezelde hij zijn jongste zus Zoë vroom naar de mis. 

Wellicht had hij toen al een oogje op diens vriendin Clara Lewyllie laten vallen. Clara was een knappe jongedame uit een groot gezin. Ze was afkomstig van Zonnebeke, het dorp waar Jules geboren was. Clara was een viertal jaar ouder dan Zoë, en beiden waren intussen onafscheidelijke vriendinnen geworden.

Het gezin Lewyllie was bij de eerste slag om Ieper naar hetzelfde dorp gevlucht, en verbleef in een barak van dezelfde Franse boer als het gezin Leroy.

Op een zondag ‘vergat’ Jules toch wel zijn ‘missaal’ (misboek) bij de familie Lewyllie zeker… hierdoor moest hij op zondagavond nog eens naar barak Lewyllie terugkeren… de sloeber!

De maand convalescance was zó voorbij… zonde, maar de vonk bleef smeulen!

Toen die verdomde oorlog eindelijk uitgevochten was, zocht Jules zijn familie opnieuw op in l’Archevêque. De heimwee naar de westhoek was groot, maar Jules wist maar al te goed dat Ieper – inclusief de omringende dorpen – compleet in puin lag.

In 1920 keerde het gezin Leroy tenslotte toch terug naar Voormezele, om er vol moed aan de heropbouw van de gezinswoning te beginnen. Inmiddels was een houten noodkerk in het dorp opgetrokken en keerden meer en meer vroegere dorpsbewoners terug.

De veerkracht van West-Vlamingen is legendarisch. Weldra startte Jules een bloeiende zaak ‘in de bouw’. Werk was er in overvloed… 

Niet veel later waren Jules Leroy en Clara Lewyllie de allereersten die elkaar in de noodkerk het ja-woord gaven. Het zou een vruchtbaar huwelijk worden!

En het bleef daar niet bij. Jules’ jongere zus Zoë Leroy stapte een jaar later eveneens in het bootje, met… Claras broer Georges Lewyllie. Ook zij besteedden plichtsbewust de nodige aandacht aan de voortzetting van een roemrijk geslacht. Georges en Zoë waren mijn grootouders, Zoë was tevens mijn geliefde doopmeter.

4 juni 2023

Ik nam een korte pauze in mijn verhaal. Het werd stil in de hoofden van de talrijk aanwezige neefjes en nichtjes, op die mooie vroege zomerdag aan het idyllische sas van Boezinge. We stonden daar niet toevallig samen met auteur Aurel Sercu, die de verhalen over onze  uitgebreide familie Leroy-Lewyllie, Lewyllie-Leroy en Lewyllie-Desaegher genoegzaam kent.

Eén kogel… niet eens goedgemikt… PANG! toevallig raak. Omdat het zo moest zijn?

107 jaar later. Had die vermaledijde kogel in de duisternis zijn doel gemist, dan stond hier hooguit één man…. Aurel Sercu, met evenveel passie zíj́n familieverhaal aan de vrolijk fluitende vogeltjes vertellend.

Heb je toevallig 600 paginaatjes tijd? Ik kon op een druilerige zondag niet aan de lokroep weerstaan om mijn ‘Groote Oorlog’ verhaal in boekvorm te gieten. Opdat we nooit zouden vergeten… Lest we forget!

Coverfoto ambulancekoets: Fotograaf onbekend


Patrick Lewyllie

Patrick Lewyllie

Patrick is een ‘fin de carrière’ ingenieur, die net op tijd heeft ingezien dat er over nog zoveel meer te schrijven valt dan over de best wel boeiende hightech wereld waarin wij vandaag geleefd worden. Meer over Patrick Lewyllie

U wilt reageren op deze blogpost? Dat kan op onze facebookpagina!

Vindt u wat u net las interessant? Overweeg dan om u in te schrijven op de nieuwsbrief van deze blog en ontvang een e-mail telkens iets nieuws verschijnt.


WP2Social Auto Publish Powered By : XYZScripts.com