De zon… bron van daglicht, hemelbol, koperen ploert, hoe mensen haar ook noemen, ik ben blij haar weer te zien.
Die eerste zonnestralen na een lange, koude periode voelen als een cadeau. Alsof ze ons zachtjes wakker maken uit een diepe winterslaap. Die warmte hadden we nodig, ik toch. De kou duurde lang genoeg.
Dat het dan al om vijf uur licht is en mijn katten besluiten om op de vensterbank te klauteren en met hun pootjes mijn verduistergordijnen opzij te schuiven, dat neem ik er maar bij. De zon die mijn binnenste verwarmt, maakt alles goed.
Met de zon komen ook de bloemetjes. De eerste waterzon wekt de krokussen en narcissen en op de markt verschijnen de tulpen weer. Zo’n boeketje tulpen in huis maakt me oprecht blij. Dan weet ik, het koude weer is bijna voorbij.
De tuin, of in mijn geval de koer, komt opnieuw tot leven. Bloembollen die zich openen, knoppen aan de rododendron, hangmandjes met viooltjes. Zalig. Ik hou duidelijk van bloemen, er staat altijd een vaas bloemen in huis, soms twee. Een groot boeket of gewoon een bosje uit de supermarkt, dat maakt niet uit. Bloemen horen erbij.
Het voelt alsof de wereld zelf ontwaakt. De geur van natte aarde na een voorjaarsbuitje, het frisse groen van pas afgereden gras en hier en daar een vleugje bloesem in de lucht. In de grasvelden bloeien paardenbloemen en madeliefjes, kleine zonnetjes op de grond. Ook de vogels zijn er weer, nestjes worden gebouwd, jonge vogeltjes piepen en duiven roekoeën op de dakrand.
Het is lente.
En dan… wordt het zomer.
De dagen worden langer en de avonden warmer. De rozenknoppen barsten open in volle bloei, lavendel geurt en de bijen hebben het druk. Vlinders reizen van bloem naar bloem. Mensen komen terug buiten en kinderen spelen op het speelplein. Terrasjes zitten vol en de stad komt tot leven.
Soms rijd ik naar zee. Niet voor het strand op zich, maar voor het uitzicht, het geluid, de geur. Meeuwen die krijsend boven de toeristen cirkelen, het zoute briesje dat door je haar blaast en genieten van een ijsje terwijl ik geniet van het kijken naar de zee.
Ik hoef geen strand of tropische hitte. Ik ben geen zonneklopper. Je zal me niet op een handdoek aan zee zien liggen. Maar op een schaduwrijk terras of op mijn eigen koertje met een boek, daar kan ik van genieten. Meer moet dat niet zijn.
Maar zoals altijd glijdt de zomer langzaam weg. Op de markt liggen geen tulpen meer, maar pompoenen. De vogels worden stiller en vertrekken naar het zuiden. De zon komt later op en verdwijnt vroeger en soms zie je haar dagen niet. De bloemen in de vaas maken plaats voor takjes, herfstbladeren en asters en ik steek ’s avonds weer kaarsen aan.
De seizoenen volgen elkaar op en weldra staat de winter voor de deur. Maar telkens dat de zon even terugkomt , zelfs tussen de regenvlagen door, ben ik altijd blij haar te zien.
De zon geeft licht, warmte en energie. En ook al is ze soms overweldigend, ze blijft welkom. Want het duurt nooit lang, dus beter genieten dan klagen.”