Wie redt de groentenburger?

© Maria Fernanda Perez / Pexels

Het was het einde van de zomer, 30 augustus om precies te zijn, en in 1991 werden de hitlijsten toen ingenomen door “Wind of Change” van Scorpions. We waren nog steeds onder de indruk van het vallen van de muur, de implosie van de Sovjet-Unie en alle nieuwe staten die ontstonden bij haar desintegratie. Het Westen had gewonnen, de democratie gezegevierd! Ik was 13 jaar en besloot dat ik als vegetariër in het leven wou staan. Niet omwille van het klimaat (we maakten ons op dat moment enkel zorgen om de zure regen) en niet omwille van een overdreven dierenliefde. Neen, in al mijn autistische rechtlijnigheid vond ik vlees gewoon vies.

Een stuk gesneden uit een dood dier, god-weet-wanneer geslacht, een stuk lijk, op mijn bord, opgewarmd in een saus die het best als lijkvocht omschreven kon worden. Mijn god, hoe kon ik dat in mijn mond steken, laat staan doorslikken? Ik werd dus vegetariër, na enkele dagen strijd met mijn ouders, als dertienjarige snaak.

We gingen naar Sluis om vleesvervangers, want die waren in ons land nog niet te krijgen. Twee soorten hadden ze: hamburgers en schnitzel. Beiden smaakten naar niks, maar op een andere manier. Later kwamen daar al even ongedefinieerde nuggets bij: gepaneerde stukjes plantaardig niks. Dag om dag at ik ze, vandaag het ene, morgen het andere, tot de ook België het vegetarisme ontdekte en Delhaize enkele vleesvervanger toevoegde aan het gamma.

En burgermix. Dat naar niets smakende deeg waar je zelf je groente, en desgevallend kaas en/of kruiden, aan toevoegde om zelf je burgers of balletjes te maken. Die uit elkaar vielen zodra je ze in een pan legde trouwens. Die burgermix, dat hadden ze in die dagen ook. Het werd geen succes.

Toen ik midden de jaren ’90 af en toe naar Londen reisde, op zoek naar Amerikaanse stripverhalen, ontdekte ik dat Burger King, in tegenstelling tot onze vaderlandse Quick of het Amerikaanse McDonald’s een bonenburger serveerde: de “Spicy Bean Burger”. Voor iemand die in een snackbar nooit meer dan frieten of kaaskroketten kon bestellen waren ze een ware ontdekking. Op mijn trips naar Londen (en later Manchester) at ik bij het minste hongergevoel een Bean Burger. Voor de smaak maar, vooral, omdat het kon.

De eeuw liep op zijn einde en de Vlaamse frituristen ontdekten de vegetariër. Op het menu kwam één enkele groentenburger, vaak verkocht als een veggie Bicky Burger, maar veel lekkerder met gele curry, mosterd, gebakken ajuintjes en schijfjes augurk (neem dat maar aan van een ex-friturist). Ook in de supermarkten groeide het aanbod gestaag. Tegen het jaar 2000 waren al een vijftiental groentenburgers op de markt, en het aanbod groeide naarmate het decennium vorderde. In de natuurwinkel waren al veel lekkere dingen te vinden, niet in het minst van het Oostkampse merk “La vie est belle”. Ook McDonald’s sprong (in het buitenland) op de kar met een McVeggie waarvan ik me vooral herinner dat er veel maïsstukjes in zaten. Maar die McVeggie, die was verder overheerlijk en typisch McDonalds.

Alles ging de goede richting uit tot halfweg de jaren 2010, toen de Impossible Burger en de Beyond Burger de markt veroverden, vooral op Wall Street. Plots was een vegetarische burger niet langer een vleesvervanger, wat het al die jaren was, maar imitatievlees. De textuur van vlees, de smaak van vlees, het “bloeden” tijdens het bakken. Alles moest zoveel mogelijk op vlees (of kip) lijken.

Flash forward naar 2023. Mijn plaatselijke Burger King verkoopt maar liefst zeven vegetarische burgers die allen smaken naar kip of rundsvlees. De Bean Burger is stilletjes afgevoerd. Hetzelfde verhaal bij de McDonald’s: keuze genoeg, zolang je maar geen groentenburger als de McVeggie verwacht. In de strijd om de klimaatbewuste kant, die minder vlees wil eten maar zijn vlees niet wil missen, wordt alles ingezet op imitatievlees. Voor wie, zoals ik al walgt bij de smaak of geur van vlees, is er niets meer. Imitatielijk, met een lijkvocht gemaakt uit bietensap. Daar moeten we het mee doen

Ook in de supermarkt wordt het tegenwoordig een schrale oogst. Zelfs hier in Portugal vind je makkelijk 15 soorten imitatievlees. Het aantal soorten groentenburgers is echter op de vingers van één hand te tellen. Vegetarische burgers worden nu vooral gemaakt om vleeseters te overtuigen en de vegetariërs, die gaan voor een andere, vaak rijkere smaak dan vlees, en zo zijn er velen, zowel de vegetariërs als de smaken, blijven in de kou staan.

Na 32 jaar zonder vlees vraag ik me soms af: wie redt de groentenburger?

Foto © Maria Fernanda Perez / Pexels


Johan Deprez

Johan Deprez

Johan Deprez (°1978) volgde kunsthumaniora in Brugge om een carrière uit te bouwen in het nachtleven als frietjesbakker in dienstverband. Ondertussen solliciteerde hij bij de nationale spoorwegmaatschappij en werd hij aangeworven als treinbegeleider op zowel nationale als internationale treinen. Toen hij de diagnose “Asperger” kreeg, een vorm van autisme, werd hij overgeplaatst naar de centrale diensten in Brussel waar hij het tot de graad van onderbureauchef schopte als ontwikkelaar van FileMaker-applicaties. Na zijn verlof zonder bezoldiging, dat hij nam om in de Kamer van Volksvertegenwoordigers als parlementair medewerker aan de slag te gaan, keerde hij terug naar de Belgische spoorwegen om er, in het midden van een depressie, op medisch pensioen gezet te worden omwille van zijn autisme. Hierover blogde hij, deels als therapie, als The Mutant Fish, Sinds enkele jaren woont hij in Portugal waar hij de diagnose van terminale longkanker met uitzaaiingen te verwerken kreeg. Over hoe zijn vrouw en hij omgaan met die realiteit bloggen ze sindsdien op mutant.fish. Meer over Johan Deprez

U wilt reageren op deze blogpost? Dat kan op onze facebookpagina!

Vindt u wat u net las interessant? Overweeg dan om u in te schrijven op de nieuwsbrief van deze blog en ontvang een e-mail telkens iets nieuws verschijnt.