Overal tapijt

Enige tijd geleden informeerde een nieuwlezer me op Radio 1 dat het West-Vlaams tapijtenbedrijf Mc Three definitief zijn deuren sloot. Ken ik de firma? Onmogelijk, want zoveel firma’s  veranderen om de haverklap van naam. Vaak heeft dat te maken met overnemers of nieuwe samensmeltingen die tot grotere gehelen leiden.

Niet verwonderlijk, die sluiting. Wie legt zijn huis nog vol met kamerbreed tapijt?
Hoe jammer… De West- Vlaamse traditie, met boer Clercq voorop, heeft betere dagen gekend. Vanaf de jaren ‘70 veroverde Koning Tapijt de modale huisinrichting. Ton Ton Tapis en andere magnaten speelden hoog spel.  De blijkbaar lelijke planché  en andere tegelconstructies  werden als ouderwets beschouwd en bleken snel ondergeschikt. Het kamerbreed tapijt versmachtte alles wat er letterlijk onder lag.

De jaren ’80 begonnen stilaan te knagen aan het idee of vast tapijt wel zo gezond was. Ik herinner me dokter D’Hoore, een kinderarts met een no-nonsensaanpak, die als doktersadvies gaf om tapijt er uit te zwieren. Het baby’tje dat tijdelijk ‘op zijn adem was’ genas vanzelf. Allergisch stof werd zo letterlijk verbannen. Steeds meer werd het begrip huisstofmijt bekend en toepasselijk van onder het stof gehaald. Voorheen hadden we er nauwelijks van gehoord.

Meer en meer zagen jonge koppels die een huis kochten in de jaren ’80 en ’90 welke juweeltjes er onder het kamerbreed tapijt lagen. Met de zware wrijfmachine brachten ze houten vloeren weer tot leven. Oude vloertegels werden in ere hersteld. Rollen tapijt belandden in de container.

Kamerbreed tapijt werd stilaan verouderd en stierf een stille dood.
Het bedrijf Mc Three Carpets heeft het nog relatief lang uitgezongen. Langer dan ik in elk geval verwachtte. Misschien heeft het uithoudingsvermogen van Mc Three Carpets te maken met het feit dat de wereld steeds kleiner en anders werd. Ook West-Vlaanderen. De invloed van andere culturen zoals gebruiken bij  Moslims en Hindoes hebben er misschien mee te maken. Zij zijn trouwe klanten aan de tapijtcultuur. Dat is helemaal niet verkeerd bedoeld. Ik weet waarover ik spreek. Tijdens mijn actieve loopbaan als schooldirecteur waren er op school veel ouders afkomstig uit andere culturen.  Toen ik op huisbezoek ging, werd ik steeds hartelijk ontvangen. Beter onthaald dan in Westerse gezinnen. Ik zag overal kamerbreed tapijt, een flashback naar mijn jeugdjaren.

Onwillekeurig blijft het thema tapijten met één  bepaald huisbezoek in mijn geheugen hangen.
Ik kreeg lucht van het feit dat een gezin waarvan het kind al een jaar schoolliep bij ons wou veranderen van school. Het ging om een Afghaans gezin dat nieuw was in Oostende. Plots hadden ze door dat er een andere school één straat dichter bij hun huis was gevestigd dan onze school. Ik was van plan uit te leggen dat het leerproces dat we met het jonge kind hadden opgezet schitterend verliep. De snelle aanpassing om vlot Nederlands te leren en zich aan Westerse gewoonten en maatschappelijke gebruikten aan te passen verliep meer dan voorspoedig. We hadden het vertrouwen van het kind weten te winnen, wat niet altijd evident is zeker als een jong kind uit een oorlogsgebied komt. We hadden in bescheidenheid tegenover die andere school meer specialisatie als het ging om snel goed en keurig Nederlands aan anderstaligen te leren. De andere school had andere competenties, minder op het lijf geschreven van dit gezin. Dat moest ik allemaal uitleggen.

Uit ervaring wist ik dat je geen zaken moet doen met moeders uit deze regio. Je moet hen correct informeren, maar de beslissingskracht gaat van de vader uit.

Ik belde aan. De moeder deed open. Ik zag in het portaal de schoenen van alle huisgenoten staan. Ik wist dat je als bezoeker best je schoenen uitdoet. Trouwens, dat doe je in Scandinavië ook.  Ik deed dat gedwee en was blij dat er geen gaten in mijn sokken te zien waren. Het kamerbreed tapijt lachte me toe.  De moeder vroeg om even te wachten. De oudste zoon uit het gezin moest de honneurs waarnemen. De oudste zoon vertelde me dat vader niet thuis was. Hij, zoals het in deze wereld hoort, nam de zaak over. De oudste zoon was veertien jaar oud.

Ik werd verder geleid in meer, grotere en bredere tapijten. In de woonkamer stond, en dat wist ik,  geen tafel zoals bij ons. Een soort grote salontafel dient als tafel om aan te eten. Als gast krijg je vaak  van alles om te eten en te drinken. Weigeren is geen optie. Ik herinner me goed dat ik sappige sinaasappelen kreeg. Ik moest, tegen mijn eigen zitcomfort in, tussen knielen en zitten aan de salontafel een sinaasappel eten. De kleine broer uit de tweede kleuterklas kwam met een enorm mes aandraven. Met zweet op het voorhoofd nam ik zo snel ik kon het mes aan om die sinaasappel te snijden, in de hoop ernstige ongevallen te vermijden. Aan zo’n tafel eten is op zich niet evident, zeker met als extra parameter dat het sinaasappelsap best niet langs je kin loopt.

Plots werd ik gewaar dat ik me eigenlijk, zo vermoedde ik, zittend niet op de juiste plaats bevond. Er werd tussen de twee broers een en ander in het Afghaans verteld. Uit hun gesticuleren, kon ik opmaken dat het over mijn concrete zitplaats ging.  Toch bleef het wat gissen.

Het kwam erop neer dat er op de zetel een soort Solemio-deken lag , stevig opgevouwen tot één achtste van de omvang. Ik interpreteerde het gesprek zo dat ik me als gast op een soort troon moest gaan zitten. Een troon gevouwen uit het deken. Ik moest , zo dacht ik, letterlijk op het deken plaatsnemen. De grootste mogelijke eer die ze aan hun gast wilden bewijzen.

In een gedachtenflits bedacht ik het volgende: ik deed al mijn schoenen uit, waarmee ik liet blijken dat ik me graag aanpaste aan de traditie van dit gezin. Me nog eens extra aanpassen aan die troon vond ik een brug te ver. Ik liet blijken dat ik in volle respect andere ideeën had. Ik besloot, terwijl ik even half voorovergebogen recht stond om me alsnog te bedenken, om me naast het Solemio-deken in de zetel neer te ploffen.

Opeens wees de kleuter met enthousiasme naar het opgevouwen deken. Hij vouwde het deken wat open en zei: ‘Kijk, mijn broer!’.  Ik merkte een boorling van enkele dagen oud op tussen het hele Solemio-gedoe. Het angstzweet brak me ter plekke uit. Stel je voor dat ik de verkeerde keuze had gemaakt en het baby’tje met mijn zitvlak zou hebben verpletterd.
Het deken fungeerde als couveuse, een soort creatief zelfbouwpakket. Het kindje had er lekker warm en voelde zich veilig beschut tegen allerlei uitwendige factoren.

Ik verliet bijna euforische het gezin. Ik was uitgelaten blij met mijn keuze om naast het deken neer te gaan zitten…

Bart Houwen
Mijmeringen uit het hinterland

Foto: Pexels.com


Bart Houwen

Bart Houwen

Bart heeft een verleden als auteur van schooluitgaven, gelegenheidsuitgaven voor motortijdschriften en Vespa Club Oostende. Hij is directeur op rust van een Vrije Kleuterschool. Meer over Bart Houwen

U wilt reageren op deze blogpost? Dat kan op onze facebookpagina!

Vindt u wat u net las interessant? Overweeg dan om u in te schrijven op de nieuwsbrief van deze blog en ontvang een e-mail telkens iets nieuws verschijnt.