Hoezo, hoor ik u denken: James Ensor is toch reeds lang dood. Inderdaad, 75 jaar om precies te zijn. Op 23 november 1949 werd hij ten grave gedragen. Hij kreeg in de decanale Sint-Petrus en Pauluskerk een mooie dienst, waarna zijn lijkstoet richting Mariakerke trok. Massa’s mensen stonden langs het parcours om De Meester zijn laatste tocht te aanschouwen. Zijn laatste rustplaats kreeg hij op het kleine kerkhof, in de schaduw van het Duinenkerkje. Hij, de atheÏst, koos, zoals zoveel vrijzinnige liberalen van zijn tijd, voor een christelijke begrafenis.
Dat hij atheïst was bleek indirect uit zijn geschriften en zijn spotternijen met de kerk, zijn leiders en de riten. Hij keek er monkelend naar en verwerkte zijn ideeën in zijn werken. Zo is er het werk ‘Doctrinaire voeding’ waarin Leopold II, de kerkleiders, politici en andere hoogwaardigheidsbekleders kakken op het volk, dat welwillend dit manna met open mond aanneemt. Als dat geen maatschappij kritiek is! We moeten hierbij wel vermelden dat de wat oudere James afstand heeft genomen van dit werk. Hij was toen al baron, en was meer baron dan maatschappijcriticus geworden. Wiens woord met eet, …
Hij vertoefde graag bij de bourgeoisie die de middelen had om zijn schilderijen aan te kopen. Zijn stillevens en ‘bravere’ werken kwamen goed tot hun recht in de burgersalons waar gepronkt werd met chinoiserieën en mooie tableautjes. Zijn andere, maatschappijkritische schilderijen werden geweerd uit de toenmalige ‘Salons’: tentoonstellingen van tijdgenoten. Ensor heeft er menige kritische brief aan gewijd waarin hij zich boos maakte over zoveel kortzichtigheid van de organisatoren. Ze hadden Hem, de Grote Vernieuwer, niet aanvaard!
Het was toch wel een speciaal karaktertje. Hij was nogal jaloers van aard, jaloers op het succes van anderen. Hij voelde zich ook tekort gedaan: door de critici, door de politici, door de bourgeoisie. Hij kafferde zelfs soms zijn mecenassen uit. Toen hij al de zestig voorbij was, meende hij zelfs dat men hem liever dood wou. Hij was dan ook een hypochonder: quasi wekelijks kwam meneer den doktoor de ‘zieke’ bezoeken. Was het niet voor hem, dan voor zijn moeder of zijn zuster. Zijn afkeer van het gild der geneesheren blijf uit een aantal kritische werken zoals de Slechte Doktors of het portret van zijn dode moeder. Hij schreef zelfs: ‘mijn dode moeder: effecten van kwakzalvers’. Die tegenstellingen kom je vaak tegen bij James Ensor. Het is zo’n beetje als slaan en zalven tegelijkertijd.
Ook was hij ijdel. Zo meende hij dat de muziekstukken die hij componeerde van uitzonderlijke kwaliteit waren. Ook reeds in zijn tijd vond men zijn muziekcreaties maar matig. Hij waande zich echter meer musicus dan schilder. Zijn ijdelheid blijkt ook uit het volgende. Hij ging dagelijks zijn standbeeld bekijken dat zich sinds 1930 in de tuin van het Kursaal bevond. Hij droeg daarbij de gepaste kledij voor een gevierd kunstenaar: zwarte buishoed, zwarte cape en wandelstok. Zijn knecht, August van Yper – Gustje in de volksmond – versterkte graag die indruk. Wanneer de Meester door de stad kuierde, keken de Oostendenaars om. Niet dat hij die Oostendenaars genegen was. Hij keek op hen neer omwille van wat ze zijn vader hadden aangedaan. Het zit zo. De vader van James was Engelsman en heette voluit James Frederic Ensor. Zijn ouders waren renteniers uit Sussex en James Frederic zelf was ingenieur van opleiding. Hij had een brede culturele interesse en las de grote Franse schrijvers uit die tijd. Hij had een mooie positie bij Bruggen en Wegen, maar waagde zijn geluk in Amerika. Hij kwam, zoals velen, berooid terug. Hij kwam deze slag niet te boven en ging meer en meer drinken in de Oostendse tavernes. De Oostendenaars beschouwden hem niet als een van hen en gingen zelfs zo ver dat ze zijn snor en half afscheerden en hem in de goot gooiden na een cafébezoek. Hij stierf korte tijd later op 52-jarige leeftijd. Zijn zoon James Sydney Ensor heeft het de Oostendenaars nooit vergeven.
Dat Vlaanderen nu James Ensor als de eerste Vlaamse modernist herdenkt met mooie tentoonstellingen in Oostende, Brussel en Antwerpen is geheel terecht. Er worden lezingen gegeven, concerten met zijn muziek georganiseerd, en zelfs Ensorchocolade en -taarten gemaakt. De commercie draait volop en James zou het welwillend aangezien hebben. Alhoewel, met de Meester weet je nooit.