Deze eerste paar dagen na de invoering van de zomertijd brengen mijn lichaam in verwarring. Ik ben moe, moe, moe. Mijn oudste zoon zegt dat het ‘tussen mijn oren’ zit, mijn lichaam zegt iets anders. U heeft het al door: ik zit in het kamp van de voorstanders van de wintertijd. Die tijdsindeling loopt sowieso al een uur achter op de zonnetijd.
Het zit zo. De Duitse bezetter had in 1914 de bezette gebieden de Midden-Europese tijdsindeling opgelegd. Onze gebieden volgden tot dan toe echter de Greenwichtijd (die nu nog in Groot-Brittanië geldt). Dit ‘Duitsche uur’ kende veel weerstand onder de bezette bevolking. Bovendien voerde de Duitste bezetten vanaf 1916 ook nog een echte zomertijd in. Na de Eerste wereldoorlog sloten onze gebieden weer aan bij de West-Europese tijdsindeling. Maar 22 jaar later waren die Duitsers er terug en weer voerden ze de Midden-Europese tijdsindeling in, met daarbovenop ook de zomertijd. Dit bleef zo tot in 1946 toen de zomertijd wegviel, met het ‘Duitsche uur’ behouden bleef en we dus 1 uur achterlopen op de echte zonnetijd. En in 1977 werd in Europa opnieuw het zomeruur ingevoerd met weerstand bij velen. Ook bij mij dus.
Als notoir ‘slechte slaper’ is het al niet makkelijk om de slaap te vatten, maar nu, de eerste week in de zomertijd, is echt wel de hel. Mijn dag-nachtritme is dooreen geschud. Ik heb dat ook extreem bij verre vliegtuigreizen waarbij mijn jetlag ettelijke dagen aansleept. Ook de witte nachten in Noorwegen, waar de nachten in de zomer heel kort zijn, zijn funest voor mijn slaap. Blijkt uit studies dat de coördinatie van de slaapbehoefte en het dag-nachtritme genetisch gestuurd worden. Je kan er zelf dus weinig aan verhelpen en het zit niet ‘tussen de oren’.
Onderzoek toont ook aan dat de gemiddelde mens steeds minder slaapt, in vergelijking met 50 jaar geleden. Mensen willen steeds meer doen en beleven, maar de beschikbare tijd blijft dezelfde. De angst om iets te moeten missen, FOMO (fear of missing out) knabbelt aan onze slaaptijd. De periode waarin we slapen is echter broodnodig om ons brein ‘op te kuisen’. Ja echt, tijdens onze slaap houdt het brein een grote schoonmaak. Met de beperkte energie die het brein ter beschikking heeft, moet het kiezen tussen alert zijn en slapen-opruimen. Het niet opruimen van het brein is (wellicht) de oorzaak van veel neurodegeneratieve aandoeningen. We brengen dan ook een derde van ons leven slapend door.
En daar denk ik dus aan wanneer ik weer eens wakker lig. Schaapjes tellen helpt niet echt en ik drink al geen koffie meer na 15 uur. De schermtijd wordt ’s avonds beperkt. En dan nog lukt het niet om snel in te slapen. Na een slapeloze nacht voel je je de volgende dag minder fit, minder alert en nogal humeurig. Ik ging ervan uit dat ik wel beter zou slapen wanneer ik met pensioen zou gaan en de zorgen die met een drukke job gepaard gaan achter me zou laten. Even ging het beter, maar dan merk je al snel dat andere zorgen het overnemen. En piekeren helpt niet echt voor een goede nachtrust. Maar nu uit onderzoek blijkt dat ons DNA het slaappatroon stuurt, leg ik me erbij neer en besef ik dat ik zelf maar een beperkte invloed heb op mijn slaappatroon.
Zouden Sweet Dreams van Eurythmics of The Sound of Silence’ van Simon & Garfunkel helpen?
Ik probeer het deze nacht uit. Slaap wel.