Een stiltesnob in het luide zuiden.

Stiltesnob. Een woord dat exact de lading dekt. Ik kwam het tegen in een krantentitel en ik kende de betekenis al nog voor ik het artikel gelezen had. Ik keek immers zelf ook neer op luidruchtige mensen, omdat ik dacht dat het getuigde van een gebrek aan fatsoen dat ze mijn, en anderen hun stilte verpestten met hun luide stemmen, bulderlach of irritant biepende telefoonspelletjes. Niet dat ik mezelf zo belangrijk acht, nu ja, een beetje maar, maar het concept van rust en stilte is iets wat ik als ex-treinpendelaar en ex-stadsbewoner altijd een belangrijk gemeenschappelijk goed achtte. Of het nu joelende kinderen waren, een al te luidruchtige tafel op een zomers terras, of een passerende boomcar, lawaai joeg mij steevast de gordijnen in.

Lawaai doet mij, als autist, ook fysiek pijn en kan echt ondraaglijke proporties aannemen. Dat hoef je niet te vertellen aan de accordeonist, die in de zomer van 2009 betaald werd om een feestje van de Ardense camping, waar wij een stacaravan hadden, wat op te leuken. Mijn Frans is niet al te best, of was dat toen nog niet, maar het was wel veel omvangrijker dan mijn geduld voor de man met zijn piepende en schurende trekzak! Er mocht lawaai gemaakt worden tot tien uur, dus om één na tien wandelde ik van mijn caravan naar het centrale plein, om de brave man even een oor te vullen. Ondertussen heb ik mijn autisme beter onder controle, de emotionele pieken toch, en gelukkig maar, maar lawaai blijft een pijnlijke en onaangename gewaarwording waar ik heel slecht mee om kan en die heel vermoeiend is. Wat was ik blij toen ik slaagde in mijn examens bij de spoorwegen en ik plots recht had op een vrijkaart eerste klas! De rust! De stilte! Adembenemend gewoon!

Ik kan geluid ook niet filteren: alles komt bij mij even hard binnen. Nog zo’n zegening van de gift die autisme heet. Als er lawaai is, kan ik me niet of heel moeilijk concentreren op dialogen, ook die die ik zelf aan het voeren ben, omdat de stemmen verdrinken in het omgevingsgeluid. Toen ik nog softwareapplicaties ontwikkelde was dat steevast met een koptelefoon op, en als parlementaire medewerker was ons kantoor het enige in het Huis der Parlementsleden waarvan de deur zo goed als permanent dicht was. Ook tijdens het pendelen was lawaai een levende hel. Ik verstopte me voor mensen die ik kende, en waar ik eerlijkheidshalve ook wel graag mee sociaal was, omdat het concentreren, een goed anderhalf uur lang, op hun stem in een wagon vol geroezemoes zo vermoeiend was dat het mijn avond, en dus ook die van mijn vrouw, kon verpesten door pure uitputting.

Ik keek er dus enorm naar uit te verhuizen naar het Portugese platteland, naar een huis aan de rand van het dorp. Geen achttien uur straatlawaai meer en zo goed als nul kansen op loeiende sirenes. Enkel rust, stilte, het geruis van de bomen en het getsjilp van de vogeltjes. Dacht ik…

U moet weten: alles wat men zegt van de zuiderse mentaliteit, zo niet het meeste, is waar. Het adagium dat hoe warmer het klimaat is, hoe warmer de samenleving blijkt, gaat voor een groot deel op. Hier in Portugal zegt men elkaar nog goeiedag op straat, toch zeker in een dorp als Nadrupe, waar wij wonen. Groente en fruit uit de tuin, het stukje land dat de meeste dorpelingen al dan niet rond hun huis liggen hebben en bewerken, worden gretig gedeeld onder buren en bekenden. Helaas geldt voor een rurale maatschappij ook dat ze gewoon zijn van op afstanden naar elkaar te roepen en dat ze, ook al bevinden ze zich dichter bij elkaar in de buurt, meer hun stem verheffen dan wij, noorderlingen. Zet drie Portugezen samen en je hoort er… vijf.

Dat geldt zeker ook in de ambulances die ik regelmatig gebruik om mij voor mijn kankerbehandelingen naar Lissabon te verplaatsen. Iedereen die instapt wordt luidruchtig begroet. De radio staat op een volume dat ook achteraan de ambulance perfect verstaanbaar is, boven de normale gesprekken uit. En dan is er natuurlijk nog de ambulancier, de bombeiro, die graag een babbeltje slaat met Jorge en Ana die zich halfweg de ambulance bevinden. En dan heb je bovendien nog de telefoons, die nooit gewoon op trillen staan en waarlangs luide conversaties gevoerd worden, het liefst met de persoon aan de andere kant op de luidspreker. Ik zeg niet dat het niet gezellig kan zijn in de ambulance, een enkele keer wordt er al eens een pak koekjes gedeeld, maar het is zo verdomd luidruchtig. Net als de wachtzaal in het ziekenhuis trouwens. Daar zitten minstens viermaal zoveel patiënten, spelen gegarandeerd een vijftal van hen een spelletje op hun telefoon, met het geluid aan uiteraard, en staat minimaal één televesie op een gezinszender die niet enkel de actualiteit -Filipes eerste interview na zijn exit uit het Big Brotherhuis! Visser vang extreem grote inktvis! Artisanala jaarmarkt opent zijn deuren in Guimarães!- maar geheid ook enkele recente Portugese hits uitzendt. Ook alweer op een volume dat voorzien is het normale geroezemoes ruimschoots te overstemmen.

Wat doe je tegen zoveel overmacht, als stiltesnob? Ik heb mezelf een degelijke koptelefoon met ruisonderdrukking (van de Finse KMO Valco) gekocht. Die countert het lawaai met een geluidsgolf die net de omgekeerde beweging maakt, waardoor beiden elkaar annuleren en ik enkel een zachte ruis hoor, zelfs zonder dat de koptelefoon muziek afspeelt. Ook thuis, wanneer de tuinman zijn tweetaktmaaier onder ons woonkamerraam door het gras van de tuin laveert, of wanneer de buurkindjes een potje voetballen komt die koptelefoon goed van pas.

Als het lawaai aan de achterkant van het huis gemaakt wordt, waar de buurman een behoorlijke akker te bewerken heeft, heb ik ook mijn “geluidsbubbel”. De ruimte rond mijn bureau is dankzij goed afgestelde maar niettemin uit de kluiten gewassen speakers van een metertje hoog een cocon van geluid. Een cocon waar de hond zich met oudejaar in komt verstoppen, als het vuurwerk haar teveel wordt.

En omdat zo’n koptelefoon wel goed werkt, maar toch van een onhandige grootte is om vlot mee te nemen, ben ik aan het sparen voor een setje oortjes met ruisonderdrukking. Helaas zitten die in en niet om je oren, waardoor enkel de duurdere merken doen wat ze verondersteld worden te doen. Een stiltesnob zijn, er zijn goedkopere en fijnere hobbies…. zeker in een land waar de accordeon het nationale instrument is dat op geen enkele gelegenheid kan en mag ontbreken. Integreren, noemt men dat…

Afbeelding gegenereerd door de AI van Microsoft Creator Copilot


Johan Deprez

Johan Deprez

Johan Deprez (°1978) volgde kunsthumaniora in Brugge om een carrière uit te bouwen in het nachtleven als frietjesbakker in dienstverband. Ondertussen solliciteerde hij bij de nationale spoorwegmaatschappij en werd hij aangeworven als treinbegeleider op zowel nationale als internationale treinen. Toen hij de diagnose “Asperger” kreeg, een vorm van autisme, werd hij overgeplaatst naar de centrale diensten in Brussel waar hij het tot de graad van onderbureauchef schopte als ontwikkelaar van FileMaker-applicaties. Na zijn verlof zonder bezoldiging, dat hij nam om in de Kamer van Volksvertegenwoordigers als parlementair medewerker aan de slag te gaan, keerde hij terug naar de Belgische spoorwegen om er, in het midden van een depressie, op medisch pensioen gezet te worden omwille van zijn autisme. Hierover blogde hij, deels als therapie, als The Mutant Fish, Sinds enkele jaren woont hij in Portugal waar hij de diagnose van terminale longkanker met uitzaaiingen te verwerken kreeg. Over hoe zijn vrouw en hij omgaan met die realiteit bloggen ze sindsdien op mutant.fish. Meer over Johan Deprez

U wilt reageren op deze blogpost? Dat kan op onze facebookpagina!

Vindt u wat u net las interessant? Overweeg dan om u in te schrijven op de nieuwsbrief van deze blog en ontvang een e-mail telkens iets nieuws verschijnt.