Ezels zijn geen uilen!

Wie mij een beetje kent weet dat ik een zwak heb voor auto’s en motoren… én voor dieren… “intelligente” dieren. Telkens opnieuw sta ik verstomd welke – bijna hoogbegaafde – creaties moeder natuur zo maar uit het niets uit haar mouw schudt.

Eender welke moderne auto (of motor) is ronduit een wonder der techniek, absoluut… maar het blijft dode materie. Nooit verpink ik dan ook een traan als ik weer eens een auto, een motor, een Vespa… van de hand doe. Dat ding beseft dat niet. Echt niet! Da’s een verzameling van plastiek, metaal en nog wat materialen, vakkundig in elkaar geschroefd tot een complex apparaat dat op wonderbaarlijke manier tot leven LIJKT te komen.

Of hun “creators” – wij, mensen dus – écht zo schrander zijn durf ik overigens te betwijfelen. Reeds anderhalve eeuw lang helpen wij met die stinkende lawaaierige blikken dozen onze aardkluit danig om zeep. Ja toch?

Katten daarentegen, evengoed als honden, paarden, of – ik noem maar op – ezels, dat zijn verdraaid geen uilen. Net zomin als uilen ezels zijn trouwens!

Waarom, vraag ik mij af, worden uitgerekend deze laatste twee diersoorten de ene keer de hemel in geprezen om hun wijsheid, en de andere keer geassocieerd met je reinste domheid?

Want zeg nu zelf: wie wordt er graag een uil genoemd? Of wie zit er graag met een koppel ezelsoren op de strafbank? Niemand toch?

Mocht een leerkracht zich vandaag nog van dergelijke hoogst expressieve straffen bedienen, hij of zij wordt met pek en veren besmeurd en openlijk aan de social media schandpaal genageld. Maar mijn ouders bijvoorbeeld, die hebben de ezelsbank nog zélf meegemaakt.

Niet dat zij ezels waren uiteraard… integendeel! Zie… nu doe ik het zelf weer! Neen beste mensen, ezels zijn geen uilen! En mochten ze het zijn, het zou meteen getuigen van een bovengemiddelde wijsheid.

Maar ter zake nu…

Over die wijze Mijnheer de Uil met zijn werkelijk schrandere ogen wou ik het hier niet hebben. Wél over Paula, de ezelin van Madame Tack.

Marie-Thérèse Tack, dàt was nog eens een sterke madam, een bijzonder folkloristische figuur uit onze Westhoek bovendien!

Thérèse werd geboren op 11 oktober 1836 in Nieuwkapelle bij Diksmuide. Zij was de tweede dochter van het gezin Tack, dat tot de sociale toplaag in de landelijke regio Diksmuide mocht gerekend worden. Zij bewoonden in die jaren een omwalde herenhoeve in Nieuwkapelle.

Maar de Tacks waren allesbehalve een typisch boerengezin. Vader Charles Tack was door zijn ambt als ontvanger van de directe belastingen en de accijnzen prominent aanwezig in het openbare leven. Dat hij op bepaalde vlakken meer vijanden dan vrienden had, was hiervan een logisch gevolg.

Marie-Thérèse verbleef echter het grootste deel van haar jeugd in Woumen. Ze liep jarenlang school in het gerespecteerde instituut van de Roesbrugge Dames te Ieper. Vandaag geniet deze school – het huidige Lyceum – nog steeds een ijzersterke reputatie van degelijkheid en strenge opvoeding.

In 1856 maakte papa Charles promotie: hij werd benoemd tot rijksontvanger in Veurne. Als gevolg hiervan verhuisde het gezin dan ook alras. Het verblijf in Veurne liet Thérèse toe om nog beter kennis te maken met het dagelijkse leven in een stad.

Op een avond was zij te gast op een sjiek bal en ontmoette er de Zwitser François Favarger, die 22 jaar ouder was dan zijzelf. De vonk sloeg meteen over en in december 1859 werd in het stadhuis van Veurne hun huwelijk voltrokken.

Op het ogenblik van zijn huwelijk was François Favarger reeds kapitein-commandant van het 2de regiment artillerie in de garnizoensstad Nieuwpoort. Als onderluitenant was hij al sinds 1838 – hij was toen pas 24 – verbonden aan het Belgisch leger.

In 1840 werd de in Neuchatel geboren Favarger genaturaliseerd tot Belg, om in 1847 te worden benoemd tot luitenant.

Na zijn huwelijk met Marie-Thérèse werd François in 1862 gedetacheerd naar Charleroi. In 1866 werd hij op non-actief geplaatst en verbleef het echtpaar in Leuven. Marie-Thérèse volgde haar man naar elke nieuwe woonplaats. In juni 1869 werd de luitenant op 55-jarige leeftijd definitief op rust gesteld. Het echtpaar ging hierop in de omgeving van Parijs wonen.

Hun rust werd echter al binnen het jaar verstoord door het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog. Ze besloten om per boot terug naar België te reizen. Vijf weken waren ze onderweg.

Via Charleroi belandden ze in Oudergem, waar in december 1871 hun dochter Mariette werd geboren. Thérèse was toen 35 jaar en François 57 jaar. Na de bevalling verhuisde het echtpaar Favarger-Tack naar Heist-op-den-berg, waar ze zo’n tien jaar woonden.

François Favarger overleed op 18 augustus 1883. Marie-Thérèse Tack verhuisde nadien naar Petegem, Schaarbeek en Elsene.


Villa Marietta

Drie jaar na het overlijden van haar echtgenoot werd in 1886 de Villa Marietta gebouwd, op een stuk weiland van 5 hectaren langs de oevers van de IJzer in Nieuwkapelle. In 1887 werden er nog twee woningen (Villa Rose en Villa Blanche) aangebouwd, voor de conciërge en de tuinman. Madame Tack was voorwaar niet onbemiddeld!

Voor het huwelijk van Mariette in 1896 liet Madame Tack zich, samen met haar dochter, domiciliëren in Nieuwkapelle. De ‘Villa Marietta’ was voor hun toen niet méér dan een landelijk buitenverblijf. Hun werkelijke leven speelde zich af in Brussel.

Lang hielden ze dat pendelen tussen Brussel en Nieuwkapelle echter niet vol. Ze beschikten toen immers ook nog niet over zo’n stinkende blikken doos. Villa Marietta begon stilaan te verkommeren.

Toen Duitsland op 4 augustus 1914 de oorlog aan België verklaarde was Marie-Thérèse reeds 78 jaar oud. Nadat de Duitse troepen de stad Leuven gedeeltelijk hadden platgebrand, kwamen veel vluchtelingen in Brussel terecht. Thérèse besloot om veiliger oorden op te zoeken, en nam haar domicilie opnieuw in de Westhoek, ditmaal zonder haar dochter.

Begin oktober van dat jaar had het Belgisch leger zich opgesteld aan de IJzer tot aan het kanaal naar Ieper. De soldaten stonden hierbij letterlijk in haar voortuin. Dat kon haar echter niet deren. Thérèse weigerde haar woonst Villa Marietta te verlaten.

Geen soldaat die ooit een voet zette in deze sector van het Belgische Front of hij kende de Villa Marietta met haar bewoners Madame Tack, Paula de ezelin, Chérie het poedelhondje, en Coco de papegaai.

Madame Tack was een vrouw van tachtig jaar met sneeuwwitte haren, ‘een niet onaardig vrouwengezicht en een welverzorgde klederdracht die getuigt van goeden smaak en coquetterie’.

Paula

Misschien wel de meest opmerkelijke figuur aan de zij van Madame Tack was haar ezeltje Paula. Dat Paula een opmerkelijke ezelin was, blijkt uit een fragment uit het dagboek van een leerling-dokter aan het front. In kalme periodes deed Madame Tack haar boodschappen en uitstapjes richting Lo op de rug van Paula. De leerling-dokter schrijft: 

Uren en uren in het ronde kent men de oude vrouw van ze gezien te hebben op haar eigenaardige wandeltoertjes. Nu nog zelfs zien de soldaten Madame Tack op haar ezeltje voorbijrijden op den flankenweg achter de loopgrachten. Binst den dag loopt Paula al huppelend en balkend rond in de weiden langs den stroom, zij ook schijnt geen vrees te hebben van de obussen, want haar ruwe ezelsvel draagt de litteekens van meer dan een bloedige wonde. ’s Avonds op gesteld uur komt de ezelin stand houden bij de voordeur van de villa en wacht beweegloos tot Madame haar komt afhalen en met zachten duw van de hand, het beest in den stal binnenleidt.

Over de capriolen die Paula overkwam, vond ik ook nog een fragment uit het voorjaar van 1915:

Op zekeren dag had Paula met de soldaten gespeeld, en, jolige jongens lijk ze zijn, steeds erop uit de eentonigheid van hun tranchés leven te breken door boertige parten, hadden ze peper gestrooid onder Paula’s steert en de kitteling daarbij met een stok nog opgehitst … het arme dier had een schreeuw geslaakt en was de weiden ingevlucht en met spoed alsof de Pruisische wacht haar op de hielen zat. ’s Avonds wasPaula niet te zien aan de deur der villa en de oude vrouw mocht roepen dat het helmde in de stilte van den avond: Paula! Paula kwam niet naar huis en dien nacht, een slapeloozen nacht wellicht, betreurde de brave vrouw de eerste ongehoorzaamheid van de ontrouwe ezelin. ’s Anderendaags zagen we Paula grazen als gewoonte in de weide, deze keer wat verder toch van de loopgrachten. 

Het opmerkelijke aan de levenswijze van Madame Tack was dat ze voorbijgangers onweerstaanbaar aantrok. Alle soldaten kenden Madame Tack, en talrijk waren de officieren die haar vereerden met een kort bezoek. Ook mijn nonkel Jules Leroy, over wie ik eerder vertelde, kwam bij haar op de koffie! Tenminste… als hij even niet in de door ratten vergeven tranchés logeerde, ter hoogte van wat vandaag haast idyllisch “Boyau de la Mort” wordt genoemd…

Madame Tack was best wel ijdel. Toen er weer eens een hoge officier of, jawel de koningin of zelfs Koning Albert I in hoogsteigen persoon bij haar langs kwam, scheen de oude vrouw iets van haar vroegere mondaine leven terug te vinden.

Ze tooide zich op met haar beste zwartzijden jurk en droeg preuts onder haar kin een enorme borstspeld. En toen de notabelen reeds lang vertrokken waren bleef ze met trots naar de zetel – ‘mon fauteuil Royal’ – wijzen, waarin zijne majesteit enkele stonden gerust had.

Madame Tack bewaarde haar legendarische ‘Guldenboek’ dat talrijke handtekeningen bevatte van de hoge gasten, die tijdens de oorlogsjaren een bezoek brachten aan Villa Marietta.

Op 20 juni 1916 kwam generaal De Ceuninck, vergezeld door officieren van zijn staf en van de regimenten uit de eerste linie naar Villa Marietta, waarbij Marie-Thérèse werd gelauwerd met het Ridderkruis der Orde van Leopold II.

Maar in het voorjaar van 1917 werd het echt te gevaarlijk. Madame Tack moest uitwijken naar De Panne.

Paula werd beladen met hebben en goed, en Marie-Thérèse vertrok voor de laatste maal uit Nieuwkapelle. Haar verblijf en wandelingen op het strand en de dijk van De Panne werden vanaf dan eveneens legendarisch. Herkend door diverse soldaten deed zij opnieuw en opnieuw haar eigenste verhaal over de belevenissen aan het front.

Het Guldenboek werd van nieuwe handtekeningen voorzien. De eerste verschenen in mei 1917. Vanaf De Panne raakt het spoor van Madame Tack en haar Paula zoek. Volgens haar Guldenboek zou ze in Parijs belanden.

Madame Tack stierf in Brussel in 1927 en werd met militaire eer begraven op het kerkhof van Nieuwkapelle. Volgens de toenmalige pers was ezelin Paula toen nog in leven. Het dier balkte van verdriet. Schreef ik al dat ezels geen uilen zijn?

Bronnen: diverse online publicaties, wiki, toeristische borden thv Villa Marietta.

Foto’s: militair.net, RouteYou


Patrick Lewyllie

Patrick Lewyllie

Patrick is een ‘fin de carrière’ ingenieur, die net op tijd heeft ingezien dat er over nog zoveel meer te schrijven valt dan over de best wel boeiende hightech wereld waarin wij vandaag geleefd worden. Meer over Patrick Lewyllie

U wilt reageren op deze blogpost? Dat kan op onze facebookpagina!

Vindt u wat u net las interessant? Overweeg dan om u in te schrijven op de nieuwsbrief van deze blog en ontvang een e-mail telkens iets nieuws verschijnt.


WP2Social Auto Publish Powered By : XYZScripts.com