Of hoe mijn carrière ooit aan een draad hing…
Het was een prachtige zomer in het jaar des heren 1983. Juli en augustus waren echte topmaanden, ik zal het nooit vergeten. Met mijn kersvers diploma op zak genoot ik nog van een laatste vakantiejob aan de kust, als chauffeur van het Bellewaerde promoteam.
Daarna kon het “echte” werk beginnen… althans voor enkele maanden, want vanaf Nieuwjaar moest het dierbaar vaderland nog 10 maanden verplicht gediend worden.
We leefden in 1983 – heel anders dan vandaag – in een uitgesproken laagconjunctuur: er was een stelselmatig overaanbod aan werkzoekenden – vooral in de zomer, aan het einde van het academiejaar.
Het werd september en Iepers technologisch paradepaard Picañol lanceerde een grote aanwervingscampagne: tientallen technisch hoger opgeleide profielen konden aan de slag, met het nobel doel hun nieuwe processor-gestuurde weefautomaten succesvol te lanceren.
De haast onmetelijke refter van het hoofdgebouw aan de Karel Steverlyncklaan werd voor een lange, zenuwslopende dag omgetoverd in een examenlokaal, een beetje zoals het er ook bij staatsexamens aan toe gaat.
Ik was bij de gelukkigen die de afvalwedstrijd tot het bittere einde meespeelden… en een contract aangeboden kreeg: mijn carrière kon nu écht beginnen.
De eerste werkdag…verliep in het blauw. Zo ging dat in die tijd: onderaan de ladder aan den lijve ondervinden hoe je een weefgetouw in elkaar steekt, om daarna het productieproces te optimaliseren. Een blauwe overall met helm en veiligheidsbril hoorden daar bij.
De job was technisch uitdagend en absoluut uniek als carrièrestart: ik zou – helemaal op mijn eentje – de brug vormen tussen het studiebureau en de montagehal, waar de revolutionaire nieuwe digitale weefgetouwen in eerste kleine pre-series werden geassembleerd.
Schering en inslag
Iets wat zich telkens opnieuw herhaalt wordt wel eens “schering en inslag” genoemd. De uitdrukking stamt uit de weverswereld. Met ‘schering’ worden de geschoren draden bedoeld, die in twee helften alternerend in de weefboom over het weefgetouw zijn gespannen. De ‘inslag’ is dan de draad die bij het weven doorheen de schering wordt geslagen.
Bij traditionele getouwen is de inslagdraad op een schietspoel gewikkeld. Picañol had in 1983 echter twee high-end “schietspoelloze” weefgetouwen, die gebaseerd op totaal verschillende technologieën hetzelfde doel dienden: de inslagdraden aan een razend tempo doorheen de “schuur” tot textiel verweven. Simpel… toch? Neen, helemaal niet simpel.
De PAT (Picañol Air Tronic) bestond al een paar jaar: hierbij werd de draad met behulp van luchtdruk over en weer door de alternerend openende schuur geblazen. De PAT zou vanaf 1983 voorzien worden van nieuwe microprocessor technologie. Anders gezegd: de PAT ging digitaal! Best wel revolutionair in 1983.
Daar tegenover stond “mijn lievelingsgetouw” – de splinternieuwe GTM (Grip Tronic Machine), een state-of-the-art grijperweefmachine die – meteen voorzien van microprocessorbesturing – in 1983 in Milaan werd voorgesteld.
Bij grijpergetouwen gebeurt de insertie van de draad via 2 grijpers, één aan beide zijden van de boom: terwijl de ene grijper de draad vastneemt en in een rotvaart naar de andere kant doorheen de schuur beweegt, komt de andere grijper vanuit tegenovergestelde zijde de draad overnemen: een stel handige robotvingers, vlug als kwik… Optimus, de veelbesproken “human robot” van Elon Musk kan er een puntje aan zuigen!
Bij de eerste GTM herhaalde het inslagproces zich 360 maal per minuut, of zes maal per seconde (bij een schietspoelgetouw geraak je maar met moeite boven de 200 inslagen).
Jaar na jaar werd de haalbare weefsnelheid verder opgedreven. Vandaag spreken we reeds van 1500 inslagen per minuut… en mogelijk is dat cijfer intussen alweer achterhaald. Als je erop staat te kijken, kunnen je ogen slechts een wazige schim van het spektakel waarnemen. Indrukwekkend!
Maar genoeg over de technologie…
Hoe ontstond het bedrijf Picañol, met zijn wereldwijde faam als het op high-end weefmachines aankomt?
Het was de industrieel Charles Steverlynck, afkomstig van Vichte, die in 1936 te Ieper de Weefautomaten Picañol NV boven de doopvont hield. Charles (of Karel) had wel geld… maar niet de nodige knowhow.
En dus werd een Spaans-Catalaanse ingenieur naar Ieper gehaald: Jaime Picañol, die op korte tijd zijn vernuftig ontwerp omzette in een werkend weefgetouw.
Wonderboy Jaime stelde wel een belangrijke voorwaarde: het nieuwe bedrijf moest ZIJN naam dragen, en niet dat van de rijke familie Steverlynck.
Charles Steverlynck van zijn kant was een rasechte West-Vlaming. Hij had vier of vijf kinderen… die zich naarstig… euh profileerden.
Je raadt het al: in families met veel macht en geld, grote belangen en een aantal kinderen… ontstaan vetes.
Zo had zoonlief Manu twee kinderen, Patrick en Annick. Manu en Patrick spanden samen tegen nonkel Bernard, die zo maar even negen kinderen had. Zij trokken alle controle over het bedrijf Picañol stelselmatig naar zich toe, waardoor hun neven en nichten in de kou bleven staan. Dat deze controle gepaard ging met het zich toe-eigenen van allerlei voordelen was een typisch gevolg.
Als twee Steverlyncks vechten om een been, gaat Luc Tack er mee heen…
Mijn leeftijdsgenoot Luc Tack is een textielondernemer afkomstig van Waregem, vlakbij Vichte waar ook Charles Steverlynck vandaan kwam (het Texas van Vlaanderen, weet je wel). Hij maakte handig gebruik van de situatie en schopte het uiteindelijk tot CEO.
Dat ging – mogelijk wat kort door de bocht, maar toch – ongeveer zo: het voortdurend geruzie binnen de familie Steverlynck leidde het bedrijf naar de rand van de afgrond. Na heel wat processen kwam het in 2006 tot een dading. Paul Vandekerckhove (echtgenoot van Beatrice Steverlynck, dochter van Charles) werd in de raad van bestuur opgenomen, maar moest daarbij dulden dat Patrick Steverlynck, een tijdlang opzij gezet, terugkwam als bestuurder.
De dading maakte de aandeelhouders nerveus. Patrick Steverlynck haalde daarom textielondernemer Luc Tack binnen om de meerderheid over Picañol veilig te stellen. Er werd toen reeds voorspeld dat Tack vroeg of laat zelf de meerderheid zou binnenhalen.
En het onvermijdelijke gebeurde…
Voor de Steverlyncks werd het de kroniek van een aangekondigde dood: Luc Tack nam het leeuwendeel van de kapitaalverhoging voor zijn rekening en werd zonder meer dé sterke man.
De Ieperse familie Steverlynck kon niet beletten dat hun gekoesterd familiebedrijf werd overgedragen aan hoofdaandeelhouder en CEO Luc Tack, die in januari 2015 ook nog eens werd uitgeroepen tot Manager van het Jaar.
Maar nog even terug naar wonderboy Jaime.
Jaime Picañol kwam in april 1937 naar Vlaanderen om zijn broer Juan bij te staan.
Juan was een half jaar eerder naar Vlaanderen uitgeweken om te ontsnappen aan de Spaanse burgeroorlog. Juan en Jaime slaagden er samen in om in onze westhoek een partner te vinden – Charles Steverlynck – die hun plannen voor een automatisch weefgetouw hielp realiseren. Niet evident… maar de broers Picañol deden het!
Voor Jaime betekende dat eerste succes het begin van een lange, vruchtbare loopbaan en een onafgebroken verblijf in de regio Ieper. Dankzij zijn vele zakenreizen zette hij het bedrijf wereldwijd op de kaart. Jaime mocht zich probleemloos verplaatsen doorheen Europa en ver daarbuiten, maar was niet welkom in de Sovjetunie, wegens de Koude Oorlog die volop woedde.
In 1962 huwde Jaime met een Catalaanse dame die net als hij in België verbleef. In datzelfde jaar – Luc Tack en ikzelf zaten toen pas in de herbruikbare luiers – werd de “nieuwe Picañol fabriek” aan de Ieperse Karel Steverlyncklaan ingehuldigd. Op de foto zien we wonderboy Jaime enthousiast uitleg geven aan Koning Boudewijn.
Tot in de jaren 70 bleef Jaime hoofd van het Picañol studiebureau. Na zijn pensioen keerde hij in 1976 voorgoed terug naar Spanje, waar hij in 1989 overleed.
Het wordt stilaan winter en ik sta nog eens met mijn motorhome aan de Ieperse vestingen, recht tegenover Picañol. Samen met katje Petar dwalen onze gedachten weg.
Nog heel even en ik sta een volle carrière van 42 jaar verder in het leven.
Picañol is nog steeds een speler met wereldfaam in de lucht- en grijperweefmachines. Hun nieuwste ‘Connect’ generatie bouwt verder op de PAT en GTM machines van het magische jaar 1983.
Er wordt trouwens een nieuw hoofdkantoor voor bijna 500 medewerkers opgetrokken op de terreinen achter de hoofdsite aan de Karel Steverlyncklaan. In de verte ontwaar ik het silhouet van het gebouw dat qua architectuur – in de vorm van een schietspoel – aansluit bij de geschiedenis van Picañol.
Wie weet bijt zich binnenkort een generatie newbies een dag lang de tanden stuk op de aartsmoeilijke vragen in de nieuwe refter van Wonderboy Jaime Picañol. Of is dat niet meer van deze tijd? Mijn kandidatuur is nog niet ingediend…
Foto’s: Picañol Group (tenzij anders vermeld)