Verrassingen onderweg: Bailleau-l’Évêque

Dit bericht is deel 8 van 8 in de reeks Veertien Vluchtende Velo’s

Mijn vader was 18 in mei 1940. Als student was hij niet gemobiliseerd. De Duitsers veroverden België veel sneller dan voorzien zodat op 16 mei 1940 alle mannen tussen 16 en 35 jaar oud zich in de rekruteringscentra in Frankrijk moesten melden voor het vaderland. Samen met zijn broer en 12 andere vrienden, allen studenten, vertrokken ze in Oostende per fiets op weg voor de belevenis van hun leven.
Die tocht tussen plicht en vlucht wilde ik samen met mijn zoon, Rien, herbeleven. Op basis van een twintig pagina’s tellende tekst die vader Raymond schreef toen hij 82 jaar oud was reden we in juni 2024 met onze Vespa’s zijn belevenis achterna. Het werd ook voor ons een bewogen ervaring. Deze ervaring willen we met u delen…


Op woensdag 19 juni 2024 reden we , in vergelijking met de vorige dagen, in relatieve droogte op de grote ‘Route Nationale’ tussen Deux en Chartres. Er zijn in Frankrijk verschillende types nationale wegen. Dit type verlaat je als Vesparijder best zo snel mogelijk, want het is een semi-autosnelweg.

En die droogte was technisch correct, het regende niet, maar de weg lag er nat bij zodat opspattend water van vrachtwagens de route in een spookweg omtoverden. We zagen nog nauwelijks een hand voor onze ogen, moesten plankgas geven om gelijke tred met het zware vrachtverkeer te houden. Rien voelde als voorrijder aan dat we zo snel mogelijk naar een veel veiligere departementale weg moesten. En we deden dat zonder met elkaar door de omstandigheden daarover te kunnen communiceren. We voelden beiden simultaan aan dat het onveilig en niet meer leuk was. Bij de eerste afslag, even langs de kant, op de gsm bij Google Maps een alternatieve route naar Chartres zoeken, en op slag verliep alles veel beter. 

We doorkruisten het schitterende landelijke Frankrijk: de eenvoud zelve. Dorpjes reden we binnen alsof de bevrijding nog maar enkele jaren achter de rug was, schitterende landhuizen en bloeiende akkers. Wat moet een mens nog meer?
Zonder het te beseffen liep het al laat in de voormiddag aan. Later dan 11 uur, dus dringend een koffiestop, de benen strekken, alles in functie van een betere concentratie na een korte pauze. We zochten het eerste beste café.

En dan verschijnt Frankrijk onverwacht met haar beste troeven. Bij het dorpsplein in Bailleau-l’Évêque, op 12 kilometer van Chartres, hielden we halt: het enige café in het dorp nodigde ons makkelijk uit. Ik was net tot stilstand gekomen, klaar om af te stappen of er klopte iemand op mijn schouder. Rien, als eerste rijder, was het café al binnen.

Bij ons in Vlaanderen zou je wellicht op zoek gaan naar een ander café. Zeer stijlvol ziet het er allemaal niet uit. Er zijn in Frankrijk heel veel dergelijke cafés met het opschrijft PMU of FDJ met een klavertje vier erbij. Je kan er een lottoformulier invullen, soms is er een dépôt de pain (omdat een warme bakker in een piepkleine gemeente ontbreekt), je kan er een pint drinken en,  onvoorstelbaar, je kan er een lekkere en uiterst goedkope lunch eten. In café De La Place kon je dat allemaal. Ze moesten niet vindingrijk zijn toen ze een naam bedachten: er was behalve het dorpsplein enkel een kerk en een gemeentehuis. In het West-Vlaams zegt men ook ‘De Platse ‘, eigenlijk het marktplein.

Ik keek verbaasd om, dacht dat er een bekende me op de schouder klopte, maar neen. Een dame van middelbare leeftijd drukte me meteen de hand met de woorden: ‘Welkom in onze gemeente, ik ben de Eerste Schepen’.

Wat een onthaal! Het was niet de eerste keer dat zoiets gebeurde. Al op eerdere reizen met de Vespa  werden we soms letterlijk verwelkomd in het dorp waar we stopten. Ook hier. Wie durft te zeggen dat de Fransen niet gastvrij zijn, ziet het verkeerd. Ik herinner me zelfs op een vorige Vespareis in de gemeente Clamécy bij het terugrijden van de Cevennen in 2023, dat alle gasten op een terras van een zaak applaudisseerden, toen we onze Vespa’s stilhielden. Zalig spontaan zijn die Fransen…

De dame in kwestie zei dat ze ook journaliste was voor de lokale krant. Ik kreeg een ingeving en begon: ‘Ca tombe bien, …’ en vertelde over onze reis, misschien wel iets voor een plaatselijke journalist. Geen minuut later wilde ze haar papieren uit een grote handtas halen om ons verhaal op te schrijven, maar het hele zootje viel op de grond.

Enkele stamgasten waren ondertussen naar buiten gekomen om onze Vespa’s met  – in hun ogen – bergen bagage te bewonderen. Ze zagen de papieren op de grond liggen en wilden ‘le premier adjoint ’ graag bijstaan. In een paar seconden had ik door dat ze met de plaatselijke politica de draak wilden steken. In de stijl van, ‘Allez mevrouw de Eerste Schepen, voor een keer dat we u kunnen helpen’, maar meteen snauwde ze terug. ‘Laat me met rust, als de hulp van jullie moet komen…’.  Ik voelde meteen aan dat die korte stop veel langer zou duren en dat we ons kostelijk zouden amuseren. Echt op z’n Frans.

De Eerste Schepen-journaliste ging met mij aan een tafeltje zitten, ik bood haar koffie aan, maar ze wilde niet. Ondertussen mengde Rien zich onder een vijftal locals en de herbergier.

Ik concentreerde me op het verhaal van mijn vader, wat hij zoal had beleefd en waarom wij de rit ondertussen overdeden. Dat concentreren verliep per seconde moeilijker. De stamgasten probeerden voortdurend mevrouw de Schepen te storen en haar er vooral op te wijzen dat het nu eens een goede gelegenheid was om hen eindelijk te trakteren.

Hoe langer het duurde om de info over de reis over te brengen, hoe meer amicale beschimpingen de Eerste Schepen naar haar hoofd kreeg geslingerd, telkens gevolgd door uitbundig gelach. Ze verweerde zich met ongeveer dezelfde woorden met steeds duidelijker versterkingen: van laat me gerust, over laat me nu eens gerust tot houd er nu echt eens mee op. Haar opmerkingen werkten contraproductief. Ze vroeg mijn emailadres en zou het verhaal, voor het geval ze het niet goed had begrepen, mailen alvorens te publiceren. Een goed idee.

Toen ik ongeveer anderhalve maand na de reis dacht dat de journaliste het zou hebben opgegeven, had ik het mis. Ik kreeg op een blauwe maandag een mail in mijn mailbox van de  ‘Mairie de Bailleau-l’Évêque’. Madame Le Premier Adjoint had nog enkele vragen. Dan mailde ze nog een keer ter correctie en dan viel het stil. Geen idee hoe snel de Franse pers werkt en of het is gepubliceerd.

De Eerste Schepen wou haar matten oprollen en bij haar vertrek herhaalden de stamgasten uitvoerig dat het nu écht het moment was om iedereen een drankje te geven. Snel maakte ze zich uit de voeten.

Ik kwam naderbij, de cafégangers stonden allemaal aan de toog. De herbergier vroeg me hoe het verlopen was met ‘haar’, want zo noemde hij de  Schepen. Hij zwaaide met open hand de vingers van elkaar gespreid enkele keer heen en weer om uit te drukken dat het een moeilijke tante was en voegde er aan toe dat ze ‘célibatair’ was. Hij bedoelde dat geen enkele man het met haar ooit zou zien zitten. En alweer algemeen gelach!

Verder vroeg ik het cafécliënteel of Rien een en ander over onze reis had verteld. ‘Een beetje’, kwam Rien tussen.  Ik voelde me op dreef en ik stak van wal. De kok kwam er ondertussen ook bij. Er viel zelfs een surrealistische stilte in het café, iedereen was zeer betrokken aan het luisteren. Er overviel me een emotioneel, warm verbindend gevoel.

Al eerder op deze reis had ik zo sterk ervaren hoe betrokken de Fransen waren op het  verhaal van mijn vader. Ik voelde na al die appreciatie gedurende de voorbije reismomenten aan dat het gepast was de Fransen te bedanken voor wat ze destijds voor zoveel vluchtelingen hadden gedaan, en heel speciaal voor die veertien Oostendenaars en nog specifieker voor mijn vader en voor mijn oom. Toen ik dat letterlijk zei, ontstond een wederzijdse klik.

Ik eindigde met de woorden: ‘Is dat geen mooi verhaal?’ En of’, schoot iedereen bij. Toen we wilden vertrekken, kregen we beiden van iedereen een stevige handdruk. 

Met een gevoel van opperste warmte, vertrokken we naar Chartres.


Deze tekst is een voorpublicatie van wat u eind december terugvindt op de website “Veertien Vluchtende Velo’s”. Tot aan de Kerstvakantie vindt u elke weekenddag een stuk uit het verhaal van Bart en Rien. Daarna kunt u voor het volledige verhaal, kaarten, foto’s en video’s terecht op 14velos.be.
Schrijf u in op onze nieuwsbrief van Veertien Vluchtende Velo’s om hiervan niks te missen.


Bart Houwen

Bart Houwen

Bart heeft een verleden als auteur van schooluitgaven, gelegenheidsuitgaven voor motortijdschriften en Vespa Club Oostende. Hij is directeur op rust van een Vrije Kleuterschool. Meer over Bart Houwen
Navigatie binnen de reeks<< De man met het hoedje

U wilt reageren op deze blogpost? Dat kan op onze facebookpagina!

Vindt u wat u net las interessant? Overweeg dan om u in te schrijven op de nieuwsbrief van deze blog en ontvang een e-mail telkens iets nieuws verschijnt.