In 2019 kwamen wij in Portugal wonen en ik had me hier zes maanden lang op voorbereid. Ik zou alles doen in mijn gebrekkige Portugees dat ik opgepikt had in zes lessen avondschool en een thuiscursus van de NHA die ik voor een vierde voltooid had, om zo snel mogelijk de taal te leren, en ik wist waar ik moest zijn om belastingen, sociale zekerheid en inschrijving in de gemeente tot een goed einde te brengen.
In die eerste maanden gingen we vaak iets drinken in het plaatselijke ontmoetingscentrum, het kloppende hart van het sociale en culturele leven in ons dorp. Bovendien ging Sibby, mijn echtgenote, vaak wandelen met de hond, waarbij ze veel dorpsgenoten tegenkwam, waarmee ze, zo goed en kwaad als dat ging, probeerde een gesprekje aan te knopen.
Ook met onze buren van de condomínio, zes huisjes achter een muur met een gemeenschappelijke tuin, en de directe buren in de straat hadden we goede, zij het zeer oppervlakkige contacten.
Ik was al enkele jaren lid van de plaatselijke Vespaclub en sinds de verhuis was ik trouw elke vrijdag op post in het clubhuis. In die mate zelfs dat men mij de sleutels en een bestuursfunctie aanbood. Ik dacht in de vespaclub echte vrienden te hebben en hielp hen met het ontwikkelen van een website en een applicatie voor hun gedateerde ledenbeheer, dat tot op dat moment bestond uit geperforeerde ledenfiches in een hele dikke map. Ledenfiches die ook de vroegere leden bevatten, en waar al diverse manuale aanpassingen op werden uitgevoerd. E-mail was iets wat sporadisch gebruikt werd maar niet voor communicatie naar de leden toe. Systematisch sprak ik enkel Portugees en geleidelijk aan leerde ik de taal, hoewel werkwoorden vervoegen tot op vandaag mijn achilleshiel is.
Toen kwam de pandemie en mochten we een goed jaar lang onze woning enkel verlaten voor dringende boodschappen. Bovendien werd ik toen ziek. Rechtzitten, staan of lopen deden zo’n pijn dat ik niets anders kon dan neerliggen. Onderzoeken, bijna een half jaar later, wezen uit dat ik kanker had en ik verbleef bijna een maand in het ziekenhuis. Vanaf dan zag of hoorde ik niemand meer, op twee bezoeken van enkele bestuursleden van de vespaclub na.
Buren, zo leerden we hier, kwamen niet binnen. Die kwamen aan de voordeur of stonden te roepen aan het poortje aan de achtertuin (zonder echter die achtertuin te betreden) maar kwamen niet op je eigendom. Ze vroegen in een whatsapp-berichtje hoe het met je was, maar pas nadat je bevestigde dat het goed met je ging kreeg je de vraag of je iets nodig had. Omdat ze wisten dat het antwoord “neen” zou zijn. Ook kwamen vrienden en buren niet langs als je hen uitnodigde voor een spelletje en een Belgisch biertje. Tot aan de deur en niet verder, zo lijkt het devies.
We ontdekten dat we niet echt bij de dorpsgenoten gerekend werden. Omdat we via VRT Max en streaming meer naar buitenlands zenders keken (ook in ons kabelabonnement, al dan niet met Portugese ondertiteling maar, hoofdzakelijks zenders als CNN zonder ondertitels) en ik enkel nog contacten had met hulpverleners (in het Portugees maar dat kwam enkel mijn anatomische vocabularium ten goede: rug, knieën, halswervels,…) en Sibby helemaal met niemand viel het leren van het Portugees stil.
Veel buitenlanders die we hier kennen hebben een goed contact met Portugezen, zij het alweer oppervlakkig, omdat ze bijdragen aan lokale verenigingen. Ze storten geld voor een nieuwe omheining van het asiel, zo van die dingen. Maar verder blijven de Portugezen zeer gesloten ten opzichte van wie de taal niet perfect spreekt. Is het dan zo verwonderlijk dat vorige zondag Chega!, de extreemrechtse partij, de bij Portugese verkiezingen forse winst boekte?
Ik weet dat “de volksaard” een omstreden concept is, maar men kan niet ontkennen dat bepaalde sociologische groepen hun eigen geplogendheden, hun manier van functioneren kennen. Dat leer je in geen enkele inburgerinscursus.
Illustratie: ChatGPT