Wat betreft grenszones van maatschappelijk protocol inzake parkeren lijkt in België te gelden: als het niet opvallend niét reglementair is, en het creëert geen overlast voor andere burgers, dan is het ok. En anders moet het stoppen. Wanneer het vaak of voor veel mensen als overlast voelt wordt de wet verstrengd. Versoepeld kan ook. Stel bv dat overal altijd alle motorhomebewoners zodra ze uitstapten eerst alle zwerfvuil in hun tijdelijke tuin opruimden…
Ik beweer niet dat iemand dat moet doen, daar gaat het niet om – stel het je gewoon voor in dezelfde wereld waar dezelfde elementaire psychologie geldt voor elk indivdu in hetzelfde sociologische en antropologische rondom. Wat zou er dán gebeuren?
In ieder geval, ikzelf heb al sinds 2014 nooit ergens echt last gehad, in een klein maar best wel opvallend campertje, maar… Ik leef echt als nomade. En ik leef ook zo goed ik kan als zelfzorgend mens met een handicap, en sinds kort ook een ongeneeslijke ziekte bovenop. Mijn levensstijl is van een aard die sowieso zelden langer dan een dag of twee ergens geparkeerd blijft staan. Ik moet naar winkels; ik bezoek wel es medemensen; ik moet naar onderzoeken en behandelingen; en ik heb geen enkele reden om daarna terug te keren naar waar ik eerder was.
Ik wil gewoon, net als mijn hond, altijd thuis en bij mijn roedel zijn. En ik rot vanzelf op als er vieze energie van medemensen voelbaar is in het rondom, lang voor die de politie bellen. Niet omdat ik vlucht en te zwak ben om voet bij stuk te houden of te discussiëren wat dat betreft, maar omdat ik geen goesting heb mijn levensenergie aan andere mensen hun misnoegens te spenderen. Dat deed ik al de eerste 40 jaren van mijn leven, in tevergeefse pogingen om: ze te paaien; erbij te mogen horen; niet te worden verstoten of verlaten. Wat best zielig is. Want die hadden eigenlijk nooit last van míj, wel van zichzelf.
Mede dat is één van vele redenen om graag in een piepkleine condensbak te leven. Het is ook waarom ik amper last heb van condens. Mijn busje verzamelt simpelweg nooit langer condens dan de airco tijdens een ritje van 5km opslokt. Ik ben ook altijd geneigd om mijn levensomstandigheden te blijven optimaliseren. Na al die jaren heb ik dan ook een thuis op wielen dat echt aangenaam leeft. Het is ook zo ingericht, dat ik – op zowat elk moment waarop ik niet te ziek ben om te rijden – hooguit 10min nodig heb om op te krassen. In het allerergste geval moet er halfgaar eten in de pot tijdelijk even in de tafelpoot gestopt. Zelfs die pot heb ik onderhand gekozen naar precies de passende grootte.
Het gebeurde wel es dat iemand me aanmaande, omdat ik te ziek was om me te verplaatsen vóór men vies uitstralende energie kracht bij zette – al of niet via opgebelde politie-agenten – maar… Op die momenten was ik ook écht te ziek om te rijden, en dan ben ik in heel Europa zelfs wettelijk verplicht om te bivakkeren op de eerstvolgende vrije parkeerplaats (of in de berm) tot ik weer verantwoord chauffeur kan zijn.
Als dat op een autostrade voor zou vallen, en ik op de pechstrook zou belanden met vier pinkers op zonder direct dood te gaan… Dan moet ik de verzekering bellen en vragen om bijstand. Ik zou zelfs niets moeten betalen, want de verzekering dekt dat. Maar gedoe, véél teveel gedoe! Dus ik ben geneigd om snelwegen te vermijden ook al zijn binnenwegen nog vermoeiender. Soms doe ik drie uur tot drie dagen over een rit die voor normale mensen anderhalf uurtje zou beslaan.
Als ik op dié manier stilsta, vragen politie-agenten of ze geen ambulance moeten bellen, denk ik, zodra ik de deur opentrek. Want dat zié je aan me. De zeldzame keren dat bewoners in het rondom me duidelijk maakten dat ze liever hadden dat ik evaporiseerde en onbestaande was in de – nee, pardon, in hún – wereld werd er me in het beste geval wat later zelfs een kommetje verse soep met liefs gebracht. En in het slechtste geval zei ik iets als: ‘Ik rijd weg zodra het lukt, als het echt te lang duurt belt ge toch de politie, hè? Want dan lig ik hier dood, denk ik.’ en dan smeet ik mijn deur terug dicht en ging ik op mijn bankje liggen.
Tot nu toe was ik telkens weer beter, en ook weer weg met huis en al, vóór er opnieuw werd aangeklopt. Als er politiewagens voorbij reden had ik veel meer een gevoel dat ze bezorgd om me waren dan dat ze me een boete wilden geven. Terecht, want ik deed niks tegen de wet. Eén keer wel, toen stond ik es bijna anderhalve week geparkeerd op het parkeerplein vlakbij mijn huisarts. Het was de verstandigste plek om te gaan staan in de omstandigheden. Ik wist niet hoe de toestand van het lijf zou evolueren. Ik zag niet veel behalve uren en dagen voorbijglijden. Ik dacht dat ik zou overlijden. Zo voelde het, maar weet ik veel natuurlijk. Eens ik weet hoe dat voelt ben ik het meteen voorgoed vergeten, dus ach. Ik durf het te staten.
Ik kwam wel es heel dichtbij, toe…
*Sebenne springt vrolijk de Droomtijd uit *
-Oe, oe! Dat was zó mooi… Al die kleurtjes, joh, en zo lekker warm en al dat licht, zo… O wauw, kunnen we daar terug naartoe?
-Euh, snoeteke,… Dat is geen plaats eh, ik kan daar niet naartoe. Wat komt gij plots doen, eigenlijk?
-Voor mij wel, eh, voor mij is dat een plaats! En ik kom donderdags dialogen, tiens, dat was toch het plan? Mocht ik niet meedoen dan?
-Jawel, jawel, ge moogt meedoen. Uiteraard moogt ge meedoen.
-Is uw tekst wel geschikt onder die blogtitel? Dat is niet eens een dialoog!
-Ja, sè. De Heer van Hogerhand gaf mij een deadline…
-Hè? Hebben wij terug een lief?
-Mahnee gij! Dat is iemand anders haar lief, maar ik gaf hem de macht om mij deadlines te geven, zolang hij donderdagen blijft respecteren.
-En gij besloot dan maar om, op de valreep, uw spontane reactie aan een andere campervrouw te copypasten?
-Ela, én een beetje te bewerken ook, eh zeg.
-Maar het is niet eens donderdag!
-Zift geen muggen, Benneke, please… Die oorspronkelijke reactie is wél op donderdag gegeven, en bij deze hebt gij mij nu ook nog een dialoog bezorgd.
-Ahja, amai. Flagrant falend ronduit geslaagd, zijn wij!
-Bwa… Ja, eh. Slam dunked the deadline.