Weefsel

Dit bericht is deel 6 van 48 in de reeks Donderdagse dialogen

Sommige mensen hebben moeite te geloven dat ik medische miserie heb en realtime horror in mijn verleden. Omdat ik zo gelukkig en tevreden kan voelen, en dat uit kan stralen. Ze kunnen zich niet voorstellen dat zoiets kan, als mijn obstakels waarheid waren.

“Mensen die zo’n zaken écht hebben meegemaakt, die doen niet zoals gij!” zeggen ze dan.

Vast zijn dat mensen, die jongeren zien lachen en dansen in wat nog rest van Damascus in een verwoest Syrie, en die vervolgens niet geloven dat deze familieleden of vrienden in de oorlog hebben begraven. Ze geloven vast ook niet dat iemand op de grens van armoede kan leven als er een televisietoestel in de huiskamer staat. En als ze weeskinderen in Rwanda zien voetballen en dansen en plezier maken, zeggen ze steevast dat die duidelijk alles hebben wat ze nodig hebben, want ze zijn gelukkiger dan hun eigen kids.

Ah, maar dat laatste geloof ik best. Gelukkig leren we van álle ouders, kiezen we uiteindelijk toch ons eigen pad in de omstandigheden, en zit de enige bron van tevredenheid en geluk altijd in onszelf. Uiteraard kan het rondom de zoektocht bemoeilijken of vergemakkelijken, ik banaliseer geen situaties of obstakels.

In sommige percepties wordt er nu verondersteld dat ik zonet beweerde dat ik het erger heb dan oorlogsslachtoffers of weeskinderen in landen waar het enige opvangnet lot en willekeur is. Mensen kunnen vaak niet anders dan uit hun eigen gewoonten en gebruiken percepiëren. Ik begrijp dat wel, maar ikzelf doe niet aan vergelijken. Zeker niet in overtreffende trappen of om hiërarchische waarde te bepalen. Ik ken alleen mijn unieke obstakels in mijn unieke onderweg met mijn unieke ervarings- en gevoelswereld. Net als jij alleen de jouwe echt kent, net als anderen alleen de hunne. Want ik beweer niet eens dat ik het erg heb, laat staan erger dan een ander.

Ik zoek overeenkomsten in processen, omdat ik zo een ander soms wat ondersteuning kan bieden die zichzelf probeert te helpen. Om zo hier en daar wat verbinding te vinden. Wat geluk en contentement delen ondanks, en dankzij, Alwatis voelt vaak nog welkomer voor een ander dan het voor mij doet. Mensen horen zo vaak beschuldigend dat ze het altijd over hun problemen of miserie hebben, terwijl – pardon – ze hebben het gewoon over hun leven. “Ik ben blind aan het worden,” bv, is gewoon een feit, een omschrijving van iemands realiteit.

Met realiteit leren omgaan is een fulltime job en bezigheid, die we liever zo leuk mogelijk willen maken. En die beschuldigende mensen maken het er heus niet makkelijker op. We mogen lachen, weet je. We mogen gelukkig en tevreden voelen op elk moment waarop we dat kunnen. Elk van ons, in elk verhaal, met alle van elk van onze vermogens en gebreken, en ondanks wat ook dat we niet kunnen veranderen en hebben te aanvaarden. We mogen simpelweg content voelen, any chance we get. Echt waar. Zo is dat. 

Afgelopen week probeerde ik hier en daar wat brokken te helpen lijmen die mensen via  indoctrinatie in elkaar hebben gepompt. Veel mensen zitten verstard en in onvermogen hun eigen gevoelens te laten bestaan zonder veroordeling of de verwachting van andermans veroordeling. “Sorry,” zei een vriend van me, “ik huil dagelijks wat tranen sinds een paar maanden.” Wat een onzin eh zeg! De sorry, bedoel ik. Ik reageerde dat tranen zijn als scheetjes in je buik. Ze mogen er zijn, en ze moeten eruit, anders ga je dood eraan.

Het was een moeilijke en emotionele week voor heel veel mensen, merkte ik. Ik wens dat ik erin geslaagd ben wat liefde en hoop op te leveren, wat goeie moed, in het geweven web vol energie en ervaringen dat we met zijn allen creëren en delen.

Want het voelt toch o zo snel als onrecht en slechtheid om te lachen of onszelf een beetje graag te zien. Hoezo zouden we dat durven, kunnen, mogen als onze partner verlamd door een hersenbloeding voor zijn waarde en zijn leven vecht? Als ons kind gestorven is? Als we ongeneeslijke ziektes hebben? Als we vorige week, gisteren, daarstraks nog, zelfmoord wilden plegen? Als we net gescheiden zijn? Het voelt beschamend vaak, om hulp te vragen. Het voelt vernederend om kwetsbaar te zijn. We geloven dat we sorry erom moeten zeggen. 

Het lijkt gevaarlijk ook, het is het soms ook. Om allerlei redenen, maar niet in het minst omdat daarmee al snel de illusie wordt gewekt dat je geen echte vriendschap verdient. Dat je alleen maar een zielig onwaardig vijfde wiel aan een voorts goed geoliede wagen bent, overbodige ballast. Teveel mensen faken vriendschap vanuit medelijden en een hulpverleners- of weldoenerscomplex. Nog vaker wordt het er eerlijk mee verward, vanuit alle mogelijke goede intenties, en met alle vervelende gevolgen vandien.

Maar als zulke persoonlijkheden zo geen wielen extra met zich mee zouden sjorren, stort hun hele kar zelfs in elkaar. Hun identiteit is gebouwd rond hun noodzaak en belang voor anderen. In feite ben jij dan evenzo hun steun en toeverlaat andersom, als niet nog meer. Dat mag je niet al te bewust beseffen. Anders klopt de dynamiek van destructief klittende velcro ter identiteitsbevestiging niet meer. Dan storten zelfbeelden in elkaar, en we zijn zo bang om te vinden wat dan overschiet. Want tot nadere ontdekking… misschien is er helemaal niets.

Je voelt mijn boude statement misschien niet resoneren in jezelf. Oprecht, of uit protest. En dat is helemaal ok. Ik weet heel zeker dat er mensen zijn die dat soort klittenband wel degelijk herkennen. Aan de ene of de andere zijde of zelfs aan beide, en al dan niet uit een al lang verleden tijd. Want áls het resoneert, doet het dat ook alleen maar in zoverre en zolang. Geen van ons is een stationair onveranderlijk wezen, zelfs niet als we het heel erg wel proberen zijn. En we hebben nu es echt geen knijt aan koppig blijven protesteren.

We mogen – al of niet bewust – identificeren met zielepoot of weldoener, maar het hoeft ook niet. Niemand moet telkens weer tegen oprechte wens in verwelkomen, en dus volstrekt verstoten. En niemand moet volstrekt verstoten een welkom blijven najagen in de hoop ooit echt welkom te zijn. Het voelt soms zo, en het doet pijn. Ik weet het. Wijd verspreide, heel normale, mechanismes in ons aller psychologie, ik veroordeel ze niet. Ik durf ze alleen wel te benoemen. Een ander kan er bokkig om worden, het is simpele realiteit. Zulke mechanismes kunnen, net zoals ze kwamen, veranderen per elk individu en doorheen de generaties. Het karma komt zoals het karma slijt.

“Maar… maar… dan heb ik helemaal niemand meer!” kreette iemand.

Ja, joh, dat zou wel es waar kunnen blijken. Dat kan. Zo was het voor mezelf, althans. Maar hééft iemand van ons ooit een ander? Volgens mij niet. Ik kan niet verliezen wat ik niet heb. We zijn elkaars eigenaar noch bezit, – toffe rollenspelletjes terzijde, – en we hebben hooguit de kans een stukje samen onderweg te zijn. Als we elkaar die kans geven. Een leven lang zelfs als we dat willen. En ja, overmacht en onmacht of afhankelijkheid kan heel wat verspillen. En compulsieve loyaliteit kan dwingen maar er kan ook sprake zijn van liefde en een wederzijdse wens in vrijheid,… Er kan vanalles zijn! Vanalles, dat altijd deel is van de ervaring die leven heet. Soms dikke pech, en soms gelukkig maar, maar…

Ontdekken wie je bent wanneer je louter op jezelf aangewezen bent; ontdekken hoe je jezelf lief kan hebben wanneer (het lijkt alsof) niemand anders het doet; ontdekken wie je dan aantrekt en wie je dan afstoot; ontdekken hoe het voelt als je liefde voor jezelf ontwikkelt (en liefde is iets anders dan narcisme);… Ook dat allemaal kan er zijn. En ook dat is deel van dat vanalles dat altijd deel is van de ervaring die leven heet. Geloof me, het betekent wat.

Misschien ontdek je dan wat je als wie je echt bent voor jezelf en een ander kan betekenen. Zelfs al is het niet erg veel, het is vaak veel meer dan je had verwacht. Ik predik er niet voor, hoor, het is geen advies. Jij volgt jouw eigen pad, op jouw ritme en tempo, op jouw unieke eigenwijze wijze. Het is hooguit een optie, waar je al dan niet bewust voor kiest, als je de kans ziet.

Dat meer of minder, die kwantiteit aan betekenis voor anderen: het bleek al snel niet langer relevant in ‘t Onderweg. De erkenning ervan nog veel minder. Het gaat me louter nog om kwaliteit, alsook ons aller karma, en het voelt als een verademing.

Plots denk ik aan Otto. Otto Warmbier, een Amerikaans student die ik nooit heb gekend. Voor zover ik het verhaal heb begrepen, werd hij tot 15 jaar dwangarbeid veroordeeld in Noord-Korea omdat hij – althans zo werd gezegd – een poster van een muur had gestolen. Al snel raakte hij geradbraakt, hersenbeschadigd, halfdood. Hoe dat zo is gekomen, was een mysterie – althans zo werd gezegd – maar veel dwangarbeid kon hij in zo’n toestand niet betekenen. Noord Korea besloot hem liever nog ietwat levend terug aan Amerika uit te leveren dan hem als lijk te moeten verschepen. Kwestie van politiek, vermoed ik. Niet lang daarna is hij overleden. Bij zijn familie. Ik voelde zo intens veel emotie bij het zien van die documentaire dat ik niet anders kan dan het als een gruwelijke herinnering ervaren.

Indertijd heb ik die documentaire meermaals op pauze gezet omdat ik in tranen uitbarstte. Ik vond een piepklein beetje schrale troost in het idee dat Otto terug bij zijn familie en zijn vrienden wilde zijn; dat zijn familie en vrienden ook hem terug bij hen wilde; dat Noord-Korea hem liever kwijt dan rijk was; en dat hij, hoewel via een macabere omweg die voorts geheel niets moois opleverde, is gestorven waar hij liefhad, en waar hij wilde zijn.

Mijn gedachten linken ernaar omdat ik Otto nooit heb gekend, hij mij ook niet, en ik zal hem nooit vergeten. Hij heeft enorm veel voor mij betekend in mijn eigen innerlijke zieleroerselens proces, net als vele mensen doen en deden. Soms met naam en toenaam – ik kan talloze figuren opsommen – soms anoniem, en soms echt volstrekt onbekend. Zoals Jacqueline. In één van de somberste tijden in mijn leven, toen in mijn gedachten klonk:

“What the fuck heb ik hier nog te doen in deze wereld?”

Was Jacqueline degene – de énige – die antwoord gaf. Ze deed dat zowat onmiddellijk, in mijn blik op het wandelpad, nog voor mijn eerstvolgende voetstap. Ze was mijn enige vriendin en mijn dierbaarste leraar die dag. Waar ze ook is, wat ook haar verhaal en al haar talenten en gebreken, wie haar ook al of niet omringen in het leven: Ik wens dat ze voelt en weet dat ze intrinsiek en onweerlegbaar waarde heeft in het web dat we met zijn allen weven, en dat ze wordt liefgehad.

Net als jij, medemens, wie je ook bent. Dank je om te zijn, en dank je om te lezen


Beertje Bernie

Beertje Bernie

Beertje neemt lezers elke donderdag mee in Dídean, het busje waarin ze woont als nomade zolang dat nog kan. Deze woonvorm maakt het mogelijk voor haar om te leven ondanks het gewicht – en het licht – van pervasieve ontwikkelingsstoornissen, chronisch ptsd met dissociatieve kenmerken, en multiple sclerose. Klik hier voor duiding bij soms wat rare woordjes in dit blog. Meer over Beertje Bernie
Navigatie binnen de reeks<< Om chi omHet Vingeroffer >>

U wilt reageren op deze blogpost? Dat kan op onze facebookpagina!

Vindt u wat u net las interessant? Overweeg dan om u in te schrijven op de nieuwsbrief van deze blog en ontvang een e-mail telkens iets nieuws verschijnt.