Mijn huisarts zit er, even perplex als ik, naar te staren.
– En da‘s alléén diene vinger of wat?
– Ja. Alléén diene vinger. Volstrekt de verkeerde om iets nuttig mee te doen zo eh. Als het nu nog mijn middenvinger was…
Ze lacht een beetje groen, en bezorgd, terwijl ze wat bewegingen met mijn zo ontspannen mogelijke hand maakt.
– En ge voelt die spier niet trekken of zo?
– Nee, niks, ook geen pijn. Die vinger lijkt te leven met een eigen brein, alsof ik een octopus was. Maar ik kan zo niet meer haken, geen gitaar meer spef…spef…spellen… spelen, schrijven is lastig, typen is ambetant,… Ik kan zelfs geen leuke alliterarie zoals eigenwijze wijsvinger of parkinsonpink ervan maken, daar word ik pas echt ferdrietig van. Roterende ringvinger frek…fte…f..trekt toch op niks.
– Zeg, maar gij doddelt echt.
– kfweet t.
– Jaja, maar veel feller dan anders.
– kfweet t, da‘s omdat mijn ftong soms efkes laf falt – lam, bedoel ik – links fanachter, samen met stukje kaak en neus en dat oor soms ook.
– En in maart pas hebt gij een nieuwe afspraak met de neurologen?
– In april pas. In maart gaan ze nieuwe testen doen om met de oude te vergelijken.
– Zie eh, dat is hier duidelijk wel neurologisch, maar ik ben er niet helemaal gerust in dat dat allemaal wel van uw MS is. Het is niet omdat ze MS hebben vastgesteld dat ge intussen niks anders kunt voorhebben eh!
– Ik weet het, maar ik heb ook dat vieze gefoe… gevoel in mijn hoofd weer en ook die superdroge ogen en sinussen en neus en zo, en het is allemaal weer diezelfde kant en dezelfde se.. zenuwbanen eh.
– Jaja, maar dan nog. Ik wil dat een neuroloog u nakijkt. Ik ga bellen, moment.
Ze wacht en wacht en wacht en wacht, terwijl we samen luisteren naar wachtmuzak, en ze houdt me onderhand met argusogen in de gaten. Ik druppel wat traanvocht uit een flesje in mijn ogen, en ik wrijf de lippenbalsem, die ik met een stukje ducttape markeerde als neusstift, nog es rond in mijn neusgaten. De huisarts lacht geamuseerd en houdt haar telefoon even in haar hals terwijl ze opmerkt:
– Dat heb ik nog nooit iemand zien doen, ze. Ik vind het wel ferm origineel en creatief gevonden.
– Ja, sè, dat werkt. Echt goed zelfs! … Allé, behalve dan tegen rare blikken van andere mensen. De wereld ruikt wel wat fel naar labello zo.
– Ja, dat zal wel. Ge weet toch dat er neuszalf bestaat eh, ik kan die voorschri…
Er neemt een neuroloog op.
De huisarts trekt wat teleurgestelde en bezorgde smoeltjes tussenin een gesprek dat, zowel qua sfeer als qua inhoud, precies verloopt zoals ik had verwacht. Er is geen ruimtetijd voor een afspraak, en wat mijn dossier betreft neemt iedereen bewust en berekend een risico: er kan alleen worden ingeschat, of afremmende medicatie alle gevolgen en bijwerkingen ervan waard is, door observatie en evaluatie overheen langere tijd. Ik moet het met geduld verdragen, en wat aan het lijf kapot gaat ondertussen, is een offer dat ik maar zo waardig mogelijk moet dragen.
De huisarts sluit, teleurgesteld, het telefoongesprek af en kijkt heel diep in mijn ogen.
– Als daar ook maar iets erger van wordt, wil ik dat ge: per direct – eender waar – naar spoed gaat, vraagt naar een neuroloog, en zegt dat ik wil dat die u nakijkt. Ok?
– Ok…
Ruimte noch belevingstijd – noch goesting – om typend verder te beleven hierzo nu. Want ik draag trouw de donderdagse deadline, kaf en koren – al incluis – voor de Kiwi en diens Crew. En ik draag die met een regelrecht irritant rammelende ringvinger op het moment.
Ons aller bekende Murphy heeft bovendien mijn optimistische natuur en vrolijke humeur, tesamen met de inhoud van Dídeans watertank en de spanning van haar leefbatterij, volledig gekelderd.
Dus lazer op voor nu, mijn lieve lezer, ik houd van u.
Voor volgende week ligt er hopelijk wat lolligs op de loer.