Tijd holde me voorbij de afgelopen week. Er gebeurde veel. Zoveel, dat ik geen vat krijg op mijn herinneringen, laat staan op de chronologie ervan. Tengevolge heb ik me in Dídean teruggetrokken op het veiligstvoelende plekje dat ik ken. Omringd door brulkikkers en grote eenden, die mijn occasionele aanwezigheid gewend zijn. Ze hebben kleintjes, die eenden, en ze hoeden hun kroost. Het is nodig ook, want er zitten hier heel wat buizerds en allerhande andere roofvogels. Onder hen een prachtige spierwitte, muisstille uil ‘s avonds ook. Ze kennen me, de dieren hier. En ik hen ook.
Deze parking is privé, niemand mag me hier wegjagen. Ik heb toelating om hier te staan van de eigenaren, die vrienden van me zijn. Ook hun buren verwelkomen me onderhand met niets dan vriendelijkheid. Ik adem opgelucht, in een sfeer van vertrouwen en voorspelbaarheid.
Ergens in de tijd verloren, was er een ontmoeting met mijn mogelijks toekomstige buren in de zorgstudio van een organisatie waarvan ik coöperant ben. We voorzien zorgstudio‘s in cohousings overheen heel Vlaanderen voor mensen die zelfstandig kunnen wonen maar toch wat ondersteuning nodig hebben vanwege handicap of ziekte.
Ik heb mijn leven autonoom ingericht als nomade in Dídean en dat ondersteunt mij voldoende om met autismespectrumstoornis en ptsd overeind te blijven in het hokje dat de maatschappij voorzien heeft voor mij, maar… Multiple sclerose veroorzaakt onmogelijk te voorspellen wendingen in mijn bestaan in niet nader bepaalde toekomst, en dus nam ik zelf een reservatie op één van de studio‘s. Zo kan ik ergens duurzaam terecht als ik door de ziekte Dídean niet meer kan besturen of fulltime bewonen. Slim, ben ik. Denk ik.
Zodoende ben ik in een intake proces beland, en dat verloopt niet van een leien dakje. Mijn communicatiestoornis veroorzaakte van meet af misverstanden met de maatschappelijk werkster van dienst. Die misverstanden triggerden een regelrechte ptsd-reactie op haar machtspositie – het is immers zij, die bepaalt of ik geschikt word geacht om de zorgstudio te bewonen. En dus – volstrekt overspannen en uitgeput in de context van alles wat gebeurde sinds de eerste duidelijke MS-symptomen, onderhand al een jaar geleden – uitte ik, zo vertrouwend mogelijk, mijn eerlijke gevoelens en gedacht in een sms aan haar.
Tot mijn grote, maar dankbare, verbazing reageerde de maatschappelijk werkster heel erg professioneel en gepast. Met als gevolg dat ik nu bij elke communicatie en contact met zowel haar als andere bewoners mijn begeleidster en auticoach bij me moet hebben, want op een andere manier wil ze het proces niet verder zetten. Eerst voelde ik vooral protest daartoe, maar onderhand begrijp ik dat het best is zo. Het helpt op allerlei manieren. Mijn begeleidster en auticoach kén ik tenminste al, vertrouw ik, en daar kan ik triggerloos mee communiceren. Ze is een welkome buffer en alleen al haar aanwezigheid geeft me een veel veiliger gevoel.
De andere twee bewoners begeleiden zichzelf middels een rolstoel wegens fysieke moeilijkheden, en ik voelde meteen dat zij het niet vreemd vonden dat ook ik begeleiding voorzien had. Hoewel de mijne niet van ijzer en electronica, maar van vlees en bloed. Ik voelde mijn beperkingen door mijn bewustzijn snijden. Bij me aan de tafel zaten twee heel erg sterke mensen die zich een weg banen doorheen de wereld met al hun eigen obstakels, en ja, ja, ik doe dat ook. Het was een fijn contact omdat er meteen zoveel respect was wederzijds.
Een beetje onwerkelijk voor mij om mee te maken. Ik ben gewend dat andere mensen – minstens in eerste instantie – geloven dat ik niks zorg nodig heb, dat ik wél kan meedraaien op de arbeidsmarkt, en dat ik de boel belazer om een uitkering te ontvangen. En daar zat ik dan, door een onverwachte lastminute wending inzake de locatie van onze afspraak ook nog es middenin een autistische crisis in mezelf, aan de tafel met twee mensen die zich met een rolstoel moeten verplaatsen. Zij twijfelden geen seconde aan mijn zorgnood: mijn handicap stond op mijn snoet te lezen. Misschien maar goed ook. Ik weet het niet. In ieder geval was er evenwicht zo.
Behalve dat, gebeurde er nog vanalles wat. Op een totaal ander levensvlak leek ik verliefdachtigs. Het leek evenwaardig wederzijds, en ik wilde dat gevoel met een eerlijk open hart gewoon een kans geven alsof ik nooit eerder door mezelf of anderen gekwetst was. Maar de man aan de andere zijde van onze onverklaarbare connectie, brak. Het voelde hem zó onwerkelijk en ongeloofwaardig dat ik eerlijk in hem geïnteresseerd was, dat zijn geest hem wijsmaakte dat ik louter uit medelijden voor hem zat. Door hulpverleners of familieleden was gestuurd om hem een beetje gevoel van waarde te verschaffen, als een prostitué die betaald werd voor haar diensten. En voor ik goed en wel begreep wat er gebeurde, werd ik weerom geconfronteerd met mijn aloude kindertijdangsten en gierden allerlei gruwelherinneringen met mama, en met andere mannen, door me heen.
In tegenstelling tot vroeger – toen ik nog wanhopig zocht naar manieren om de ander gerust te stellen zodat ik veilig voelen zou voor de mogelijke gevolgen van diens waanideeën terwijl ik emotioneel regresseerde naar het kindje onder de tafel dat nergens naartoe kon behalve schuilen achter haar mechelse herder of haar tanteke – wandelde ik weg. Met liefde, voor zowel de ander als mezelf. Het verleden leerde me dat het niets helpt om te proberen paaien en sussen. Het lijkt verdacht, en het leidt louter tot miserie en geweld. Er valt niets op te lossen, de man en ik hebben beide simpelweg werk voor de boeg: Elk met zichzelf, niet met elkaar.
Dus ik trok me terug in Dídean, op het veiligvoelendste plekje dat ik ken. Ik mediteer, ik laat de herinneringen komen zoals ze komen. Ik identificeer me er niet aan. Ik ervaar de gevoelens die erbij horen, en ik laat ze me doorstromen. Ik merk op hoe mijn lichaam zweet en beeft en pijn en angst me bij de lurven heeft. Ik laat het gebeuren. Ik doorsta.
Dit is mijn schaduwwerk, om terug in mijn licht en kracht te komen staan. Ik vertrouw het Onverwoordelijks in Alwatis, en ik vertrouw dat ook de man, die aan zijn kant van de band duidelijk evenzo getriggerd is geraakt, zichzelf redt. Want we zijn beide mens-en-kind, en we zijn alle liefde en zorg van onszelf waard, wat ook anderen ons ten gevolge van hun eigen onvermogen – al of niet bewust – wijs hebben gemaakt.
Zijn welzijn is niet mijn verantwoordelijkheid, het is het zijne. En mijn welzijn is niet zijn verantwoordelijkheid, maar wel het mijne. Ik berust in aanvaarding, met alle liefde die ik in me heb, en ik richt me louter op mijn zelfzorg, en hoop dat hij voor zichzelf mijn voorbeeld volgt. Zodat we beide sterkere mensen worden, die hun schaduw overwonnen en liefdevol dankbaar kunnen zijn voor onszelf en elkaar.
In tussentijd ontwikkelden nog allerlei verhalen om me heen waarin ik, hier en daar een weinig en soms ook wat meer, betrokken voel. Waarin ik soms ook betrokken bén. Ik probeer mijn licht en kracht te bewaren in elk hier en nu, wat ook gebeurt. Ik wankel, en ik balanceer ook telkens weer. Hoe ook andere ego‘s het in hun eigen perspectieven voor zichzelf invullen en ervaren. We zijn allemaal deel van een groots geweven web, we hebben allemaal invloed op elkaar, en hoe het ook zij áls er al een objectieve waarheid zou bestaan: we leven allemaal samen, en elk van ons heeft intrinsieke waarde en bewandelt een volstrekt uniek en onvervangbaar pad.
Ook jij, mijn lezer, betekent een vuurtoren in die woelige zee van bewust bestaan waarin we elk een individueel leven ervaren. Voor jezelf, voor anderen, en ook voor mij. Ik wens ons allen alle liefde en kracht opdat we het licht vinden en verder kunnen stralen. Het licht van simpelweg tevreden met onszelf in Alwatis te zijn zoals we zijn als wie we echt zijn, simpelweg… omdát we zijn. Zorg goed voor dat licht, dat onsZelf ook in jouw zelf! We hebben elkaar nodig.