Triggerfeestfairtijger

Dit bericht is deel 20 van 48 in de reeks Donderdagse dialogen

– B!

– Eh? Wat?

– B!!!!!

– (kreunt) Wat is er???

– Sta op ge moet schrijven, het is donderdag!

– Het is woensdag. 

– Nee. Het is donderdag. 

– Shit. 

De abdij galmt zijn klokken en klanken chaotisch doorheen de vallei. Ik weet niet wie de beiaardier is hier maar god, die mens mag wel wat meer melodie en rust inbrengen. Het is één en al kletterend klinkend dooreenklutsend geklingel. En ik ben nog maar net wakker! Het sluit anders wel aan bij mjn gevoel en innerlijke wereld op het moment. Die is één en al door elkaar geklutste chaos. 

Er was een familiefeestje. Mijn ouders werden allebei tachtig dit jaar, en ze blijken ook 50 of 55 jaar getrouwd. Ik weet niet meer hoe lang precies. Ik was er niet bij toen ze huwden, en ik vond altijd dat ze maar beter uit elkaar gingen. Dat idee is veranderd sinds ik niet meer bij hen inwoon. Ik heb geen rechtstreekse last meer van hen, en ik heb geen kleine broertjes of zusjes die er nog hinder van ondervinden. Misschien zou het eerlijker zijn om te zeggen dat ik altijd vond dat ze een knotsgek maar wel heerlijk bij elkaar passend stel vormen tesamen, maar dat ze beter geen kinderen hadden gebaard. Ja, dat zou eerlijker zijn. Zoals met eerlijke stellingen wel vaker het geval, is ook deze nogal paradoxaal, want dan had ik niet bestaan. 

Anyway, op het familiefeestje zag ik allerlei mensen terug die ik in geen jaren heb gezien. Alle lichamen zijn ouder dan ze eerder waren, e…

– Ja duh-huh!

– Wat? Waarom kom je nu onderbreken?

– Niks, niks, laat maar. Lul maar verder. 

– Djeeses, nu moet ik aan een mannelijk geslachtsdeel denken.

– Ahja, uiteraard. 

– Wat uiteraard? Ik was over een familiefeest bezig!

– Jaja, maar onderhand stelde, in een ander venster op je scherm, die laatste amoureuze interesse van je voor om seks te hebben. Zij het dan iets eleganter en in voorzichtiger verwoordingen.  

– (slaat rood uit) Nee?

– Ja.

De abdij rammelt opnieuw met gekletter. Het lijkt ervoor gedaan. Klokkenspel en zo. Hilarisch, maar ik wil het niet over dat onderwerp hebben, ik wil daar nu niet over denken. 

– Jij wil daar nooit over denken. 

– … Nee.

– Je wil helemaal niets daarover denken, het is naar jouw mening een mannenzaak om daarover te denken. Jij wil vrouw zijn, jij wil zelfs louter nog ‘zijn’. Jij wil, vol overgave, in handen van het lief dat je vertrouwt verblijven en wegdeinen in Droomtijd terwijl dit lichaam rustig en lustig vanalles doet waar je niets meer mee te maken hebt: hoe grenzelozer hoe liever, als je maar tijdloos binnenin jezelf louter nog warmte in ervaring kent en…

– … een veilig gevoel. 

– Ja. 

– Jij was er nooit bij eh, als het onveilig werd? 

– Nee…

– Awel, stop dan, want ik wil er inderdaad niet over denken! 

– Nee, je wil het doén. 

– Wat? 

– Seks. Je wil het doén, geef maar toe. 

– Ik wil geen seks!

– Juist ja, pardon. Jij wilt alleen maar… Een veilig gevoel.

– Laat me gerust! 

Terug naar dat familiefeest. Mijn gekke mama had een bloedrood kleedje aan. Het stond haar goed. Het deed haar duidelijk deugd dat haar familieleden er waren, en ze haalde zelfs nergens gemeen naar me uit. Toch niet echt. Helemaal op het einde van het feest probeerde ze het, per ongeluk, een piepklein beetje. Ik voedde de energie niet, waardoor het niet escaleerde. Ik keek alleen maar met een blik, die overduidelijk betekende: 

“Dit wil je echt niet doen, mama, dit is gewoonweg té opvallend: Ik ben maar vier jaar ouder dan half jouw leeftijd; ik strompel hier bijna over de trap vanwege de gevolgen van MS, terwijl ik nota bene iets voor jou wilde halen omdat je zo oud bent en ik lief voor je wil zijn; en dan ga jij me uitlachen vlak voor je vrolijk met je sportschoentjes aan de trap ophuppelt en het zelf wel even doet? Als ik nú een toeval krijg vol woordjes over hoe misdadig je bent gaat iedereen me geloven hoor. Die zekerheid is al genoeg voor me om te vermijden dat ik in zo’n tantrum verval, en ik blijf reuze rustig, maar zie je mijn blik? Het is erover. Dit kan je écht niet maken, slik het in!”

Ze slikte het in. Ze zei zelfs heel lief: “Laat maar kind, laat, ik ga het zelf wel halen, dank u!” Ze zei het vrolijk, en ze huppelde ook vrolijk de trap op. Maar ik weet ze graag gelukkig. Zeker op haar eigen feestje. Haar oprecht vrolijke lach heeft me nog nooit getriggerd, en dat zal die ook nooit. Het is haar sadistische, narcistische trekje dat mij herleidt tot een vat buskruit dat ontploft. Ze hield zich in. Ik kan onmogelijk weten of dat oprecht uit liefde was, of alleen maar door het besef dat het te opvallend was, maar het kan me niet schelen. Er escaleerde niets, en het feestje kende een einde zonder incidenten.    

Mijn vader was ook zijn gewoonlijke zelf. Die moest dus tonen hoe hij op zijn 80e nog calenetics kan bedrijven. Al snel zag ik, ergens in een ooghoek, zijn lichaam in de lege lucht balanceren met als enige steunpunt één arm op de leuning van een vrijstaande stoel. Het verdient, terecht, bewondering op die leeftijd. Absoluut. Maar als dochter van hem kon ik het niet helpen te denken: “Amai, pa, je wordt echt oud, je bent aan het verslijten.” Tja. Vroeger zou hij in dezelfde beweging heel geconcentreerd die stoel dwingen om met nog maar één van vier poten de grond te raken, en tegelijkertijd zou hij zijn horizontaal balancerende lijf in vertikale stand brengen door zijn benen en voeten hoog in de lucht te duwen. Los van de grond zweven heb ik hem echter nooit zien doen. Ook in zijn jongere jaren werd zelfs hij geconfronteerd met de grenzen en beperkingen van dit fysieke bestaan.  

Ik sprak met neefjes en nichtjes, nonkels en tantes, en ik sprak ook met mijn peter die ik in jaren niet meer heb gesproken of gezien. Hij heeft MS, net als ik. Het was wat shockerend voor me om te horen dat zijn hersenen ‘slechts’ vijf laesies op de beelden van een MRI vertonen. Zijn lichaam is een paar decennia ouder dan het mijne, maar hij is er erg gehavend aan toe. Hij kan nog stappen middels hulp van een rollator, maar voor afstanden langer dan enkele meters heeft hij een rolstoel nodig. Zijn ogen toonden uitgeput, net als de mijne soms doen, maar de zijne keken als chronisch verankerd in die doodvermoeide blik. Ikzelf spring, op mijn goede momenten, nog vrolijk in het rond. Niemand die zou denken dat er ook maar iéts mis met me is dan, en toch. De gruwelijke uitputting waarmee MS een mens overvallen kan, hebben we gemeenschappelijk. Mijn MRI vertoont nu reeds meer dan 20 aantastingen, maar ik heb me dunkt geluk met waar ze zich precies bevinden: mijn lichaam werkt grotendeels nog naar behoren. 

– Ja. En het kan dus nog van seks genieten. 

– Ben je daar weer? Misschien. Ik zou het niet weten. Het is te lang geleden. Er is geen lief. En ik wil die slijmerige smeerboel niet beleven tenzij met een betrouwbaar lief.

– Die man ís lief, dat voel je. 

– Die man werd ei na psychotisch! Net als mama, net als mannen in het verleden, en ik werd mishandeld en gemarteld en zelfs ei na gedood op basis van allerlei van dat soort waangedachten en ideeën. Ik werd echt heel bang.

– Ah. Bang. En in gepaste omstandigheden, dus ook erg gespannen en geprikkeld. Mij klinkt het erg veelbelovend om dat veilige gevoel te helpen creëren. Misschien kan je het een kans geven hem te proberen, te leren, vertrouwen. Hij vindt het verschrikkelijk dat zijn geest hem zo voor de gek hield dat hij je helemaal niet meer zag. Hij doet er alles aan om zichzelf te helen, zijn verantwoordelijkheid te dragen, sorry te zeggen, en je te tonen dat hij je wil ontmoeten als wie je echt bent. Dat betekent toch wat? 

– Ja, maar dat betekent teveel! Dat gebeurde nooit eerder, en daar heb ik geen ervaring mee. En het is iets waar ik al een heel leven op wacht. Ik weet niet wat ik daarmee moet. 

– Zeg hem gewoon dat je tijd nodig hebt, en neem die tijd ook. Als hij ook maar mogelijks een beetje iemands lieve betrouwbare lief zou kúnnen zijn, gaat hij je alle nodige ruimte en tijd geven.

– Maar is dat fair? Ik kan hem immers niks beloven…

– Hij jou toch ook niet? Lijkt me fair enough.


Beertje Bernie

Beertje Bernie

Beertje neemt lezers elke donderdag mee in Dídean, het busje waarin ze woont als nomade zolang dat nog kan. Deze woonvorm maakt het mogelijk voor haar om te leven ondanks het gewicht – en het licht – van pervasieve ontwikkelingsstoornissen, chronisch ptsd met dissociatieve kenmerken, en multiple sclerose. Klik hier voor duiding bij soms wat rare woordjes in dit blog. Meer over Beertje Bernie
Navigatie binnen de reeks<< KarmawebweversBloedblaasbrugbarrière >>

U wilt reageren op deze blogpost? Dat kan op onze facebookpagina!

Vindt u wat u net las interessant? Overweeg dan om u in te schrijven op de nieuwsbrief van deze blog en ontvang een e-mail telkens iets nieuws verschijnt.