De kat die zich overal thuis voelt…   

Dit bericht is deel 6 van 6 in de reeks Pitou, de kat die er niet meer had mogen zijn

“Mijn thuis is waar mijn Stella staat”… Wie kent die slogan niet? Pitou’s thuis is waar haar kattenbak staat! Het duurt geen 10 minuten voor ze laat merken: “Dit is mijn huis! Hier woon ik, en hier ben ik de baas!”

Eén keer echter, was dat niet zo… Het huisje was helemaal niet zoals in de omschrijving: in de advertentie was sprake van “een private tuin”, maar dat “privaat” sloeg blijkbaar op de gastheren, en de foto’s van het interieur waren zo genomen dat het huisje wel klein leek, maar véél minder klein dan in realiteit! We begrepen uit de tekst of de foto’s ook niet dat er beneden (boven stond het huis met de tuin van de eigenaars) twee kleine huisjes in een hoek tegen elkaar, rond het niet te grote zwembad stonden, waar net plaats was voor enkele ligzetels. Ons huisje was het kleinste maar er was buiten wel een trap naar een groot dakterras, dat voor ons alleen was. Het andere huis was ook verhuurd, aan een Vlaams stel dat duidelijk in Spanje overwinterde om lekker te zonnen. Elke dag, van rond halftien tot rond 18 uur lagen ze bij het zwembad. Pitou was die constante aanwezigheid van vreemden in de paar vierkante meter ruimte waar ze kon lopen niet gewoon, maar toen daar ook de dominante kater van de eigenaars rondliep, en, als Pitou binnen was, voortdurend met zijn snoet tegen de ruit naar binnen stond te kijken en te grommen, wist ze niet goed hoe te reageren! Enerzijds was ze onwennig en bang, maar ze maakte zich ook boos… Toen papa met Pitou aan de leiband eens op de onderste, brede, door bloembedden afgeboorde trappen stond, zodat onze hartendief toch eens iets anders kon besnuffelen dan stenen, mensen en chloorwater, kwam de kater plots van achter de trap naar Pitou gelopen. Dat was waarschijnlijk de befaamde druppel die de emmer deed overlopen (zouden katten die druppel ook kennen, ik denk het wel…), want Pitou vloog op de kater af, waarna beide katten aan het vechten sloegen. Papa kon Pitoutje met moeite van de kater los krijgen en vluchtte met haar naar binnen. Beide dieren waren razend en het duurde een tijdje voor de kater weg was en Pitou kalm genoeg was om haar na te kijken. Ze bleek een wonde te hebben bij haar lies. Ik maakte meteen een afspraak met een plaatselijke dierenarts die haar wonde behandelde en dichtmaakte. Die wonde genas  goed en snel, maar Pitou durfde niet meer buiten komen… In een huisje van misschien 25m² had ze ook binnen niet veel te doen, behalve voor zich uit staren en slapen… Arme Pitou! De gastheer beloofde zijn kat binnen te houden tussen 5 en 6 uur ’s avonds, maar dat maakte geen verschil: ze krabde mama of papa waar ze maar kon zodra we haar leiband vastmaakten! Vanaf dan probeerden we haar binnen iets meer actief te laten zijn, bijvoorbeeld door haar eten niet meer in een potje te doen, maar het hele huisje rond te strooien, zodat ze de hele vloer moest af zoeken naar haar korreltjes. Dat was iets, maar nog veel te weinig. Toen wij de omgeving van het huisje verkenden hadden we een wandelpad gezien langs een uitgedroogd riviertje in een “dalletje” tussen twee hellingen. Alleen liepen daar soms mensen die hun hond uitlieten. Ze aanlijnen was verplicht, maar gebeurde niet altijd. Het was nog geen 5 min van het huisje maar om de paniek aan de leiband wat te verminderen, namen we haar aangelijnd mee in haar reismand. We hadden een plekje uitgezocht waar je, net achter een bocht, minstens 100m ver kon kijken tot de volgende bocht. Eén van ons ging in de dichtstbijzijnde bocht op de uitkijk staan, terwijl de ander haar uit de mand haalde en probeerde te overhalen om wat te gaan snuffelen en rond te lopen. Kwam er van één van beid kanten iets of iemand af, dan zetten we haar weer in haar mand. De eerste keer wilde ze na misschien 2 minuten absoluut terug in haar veilige mandje, maar geleidelijk aan kreeg ze daar toe een klein beetje meer zelfvertrouwen, zodat ze toch zo’n tien minuten vol hield! Ter afwisseling namen we haar af en toe ook mee naar een leuk park met bomen en struiken, maar ook veel open ruimte, een vijver met watervogels en natuurlijk ook veel gewone vogels. Om het extra aantrekkelijk te maken daar naartoe te rijden, mocht ze in de auto, in haar mandje op mijn schoot, terwijl ze, kopje uit de mand, door het raam kon kijken. Dat deed ze heel graag. Maar ook het park zelf viel meestal redelijk goed mee, zeker toen we ondervonden hadden op welk uur het minder druk was, en ook op welke paden er minder volwassenen, kinderen en honden liepen. Elke keer liepen mama of papa ook niet netjes op de paden, maar tussen de struiken, want daar liep ze het liefst. Het was natuurlijk niet helemaal hoe het hoorde te zijn, maar zo konden wij er toch het beste van maken!

Zo zijn er waar we verblijven ook dingen die ze niet kent, en waar ze wat aan moet wennen… Zoals in Almeria, waar we een open haard hadden in de woonkamer. In het begin vermeed ze de ruimte als we de haard aanstaken (éénmaal eerder had ze, op een stop onderweg naar Frankrijk een open haard gezien en geroken, en toen was ze de hele avond en nacht in de slaapkamer gebleven…), maar omdat we dat elke avond deden, was ze daar snel aan gewoon, en kwam ze gezellig bij ons, op mama’s schootje zitten als we ’s avonds TV zaten te kijken. In dat grote huis dat was gebouwd en ingericht in de traditionele Spaanse stijl maar waar we ook veel Moorse elementen terug zagen, was er een prachtige, indrukwekkende, brede, schitterende  betegelde trap die, zonder een echte draaitrap te zijn, in een bocht naar de verdieping leidde. Ik vond die trap heel erg mooi, Pitou vond die blijkbaar heel erg leuk! Misschien was het de “tikketikketikketik” zoals haar nageltjes klonken telkens ze de trap op- en afrende, of misschien iets heel anders, maar dat op- en neerrennen vond ze blijkbaar zo fijn dat ze tientallen keren per dag in volle snelheid de trap beklom en/of afdaalde! Maar er was nog meer waar ze erg veel van hield… ’s Morgens bij het opstaan kreeg ze, net als thuis, haar ontbijt, lijnde ik haar ondertussen aan, en zette ik het raam op een kier. Zoals dat bij veel oude Spaanse huizen het geval was, waren er voor alle deuren en ramen tralies aangebracht. Een mens kan er niet doorheen kruipen maar een poes had daar geen probleem mee. Dus eens “haar innerlijke poes versterkt was”, ging ze op onderzoek in de tuin. Ze krabde aan het glas om weer binnen gelaten te worden. Daar liet ik het raam niet op een kiertje staan ’s morgens, omdat  het er ’s morgens en ’s avonds echt koud was, in januari van dat jaar. En het huis was gebouwd om de zomerse warmte buiten te sluiten, behalve op het overdekte, serre-achtige terras waarvan je toch alle ramen wijd open kon zetten als het daar té heet werd, wat ook die winter zo was vanaf een uur of 10… Er was airco voor afkoeling  én verwarming, maar niet in de keuken. Daar stond een elektrisch kacheltje waar ik geen warmte uit kreeg. In de woonkamer werkte de airco wél goed, maar die kamer was groot en er zat geen deur tussen de woonkamer en de gang, waardoor die verwarming wel kon blijven “draaien” als je het ’s avonds gezellig warm wou hebben om TV te kijken. Vandaar dat we de haard aanstaken: dat was enkel lekker warm rond de haard en het was toch maar daar dat we zaten! ’s Morgens zat ik heel erg graag in de gezellige “boerenkeuken”. Zoals de meeste van onze vakantiehuizen stond het huis wat afgelegen en vond ik het, als ik pas uit bed kwam, wat ver om naar de bakker te rijden. Daar bakte ik broodjes af in de oven, en liet daarna de warmte van de oven de keuken verwarmen terwijl ik wat zat te lezen, puzzels in te vullen of aan mijn computer bezig was… Pitou had het buiten niet te koud, want zij kon gerust anderhalf uur buiten blijven voor ze op de ruit kwam tikken…’s Middags was het er gelukkig weer zomers warm zodat we buiten konden eten, op één van de drie terrasjes die elk aan een andere kant van het huis lagen, en er zodoende voor zorgden dat je, wanneer je maar wou, kon kiezen of je in de zon of in de schaduw wou zitten. Tegen die tijd had onze poezemie een dutje gedaan zodat ze, vastgemaakt op een andere plaats dan ’s morgens, in een ander stukje tuin beestjes kon gaan vangen en kon gaan rondsnuffelen. Een andere keer verbleven we midden op het platteland rond Cordoba in een huisje op een boerderij. Pitou had nog maar éénmaal in haar leven koeien en schapen gehoord (ook op die tussenstop in Frankrijk, waar de haard was), en een haan helemaal nooit, en dat lawaai maakte haar wat bang: daar durfde ze haast niet zo goed buiten. Omdat we een soort rondreis maakten verbleven we daar maar 1 week, wat waarschijnlijk te kort was om te wennen aan loeiende koeien, blatende schapen en een luid kraaiende haan! Binnen vond ze het wél leuk, want er waren tal van verstopplaatsjes! Met papa in het donker wandelen, dat lukte nog net, maar alleen buiten, neen, daar hield ze niet zo van… Vandaar reden we naar de Zilverkust in Portugal, waar we eerst een weekje dicht bij onze zoon verbleven en daarna een paar weken in een piepklein huisje in de Algarve, om dan terug naar Spanje te reizen waar we nog 14 dagen in een “finca” verbleven: een klein huisje op wat vroeger een klein boerderijtje was. De dag dat we daar aankwamen, ontdekte poezemieke hele grote vogels, nog groter dan de vogels thuis in onze tuin. Wat waren dat, in Hemelsnaam??? Telkens ze buiten kwam rende ze naar de kippenren achteraan in de tuin, en lag ze nieuwsgierig te kijken naar die rare beesten! Mama en Papa vonden die dikke vogels ook leuk, want elke dag legden die voor ons 2 kakelverse eitjes!

Ik vertelde jullie al dat papa als het donker was, zijn hoofdlamp opzette en met zijn kleine sloeber ging wandelen. In de tuin of heel soms ook in de uitgestorven straten rond het verblijf. Na die eerste keer in de Provence, toen de gastheer naar buiten kwam gevlogen met het idee dat er inbrekers in zijn tuin rondslopen, brachten we altijd de huiseigenaars op de hoogte van het nachtelijk tijdverblijf van Pitou en papa. Inderdaad: de huiseigenaars… Niet de buren of overburen… Zo gebeurde het dat er een oud dametje dat tegenover het huis woonde, in paniek naar binnen vloog, waarna haar al even oude echtgenoot kwam kijken wat er gebeurde. Poezemie was waarschijnlijk erg geschrokken van het ‘rare gedrag’ van die dame, en was ook ons huis ingelopen. Papa dacht: ja, ik ken toch geen Spaans, dus ga ik hem nu niets uitleggen. Maar mama vond dat dat toch moest gebeuren. We hadden al vaak “met handen en voeten” met buren gepraat (met een poes aan de leiband trek je nu eenmaal aandacht!), dus veronderstelden we dat dat nu ook wel zou lukken… “Hoe moeilijk zou dat zijn, met een hoofdlamp en een leiband om het uit te leggen?”, dachten we beiden. Wel: dat was moeilijk, héél erg moeilijk zelfs! Ze knikten allebei wel van “ja”, maar hun gezichten toonden iets anders. Het lukte echt niet, en op dat ogenblik lag ons kattenmeisje in diepe slaap op haar dekentje. Haar wekken zou misschien lukken, maar haar aanlijnen om te demonstreren wat we bedoelden? Zeker niet! Dus lieten we het zo, hopend dat hun euro nog wel zou vallen… Ik weet niet of dat zo was, maar een paar dagen later kwam mevrouw aanlopen met een heel grote zak citroenen, vers van de boom!

Behalve die ene keer dat Pitou na de “ontmoeting” met de kater van de gastheer niet meer buiten durfde, is het eigenlijk overal heel goed mee gevallen. Maar over het huis waar onze pluizenbol echt het aller-allerliefst verbleef, leest u in een volgende blog!


Juf Else

Juf Else

Else Huisseune is geboren en getogen in Oostende, als dochter van een politieagent en de conciërge van de Hendrik Conscienceschool. Na haar studie als kleuteronderwijzer, zoals dat toen heette, aan de Rijksnormaalschool te Brugge, werkte ze 5 jaar als opvoedster in een tehuis voor gerechtskinderen en deed ze een aantal jaar interims in diverse scholen langsheen de kust. Tot ze weer stond waar ze ooit de kleuterjufmicrobe opdeed: de Conscienceschool in Oostende, waar ze werkte tot haar pensioen. De laatste 2 jaar als directeur, maar overwegend, en met héél veel liefde: als juf van de “kabouterklas”, bij de 2.5 jarigen. Daar werd ze “Juf Else” genoemd, door de ouders, grootouders en de generaties peutertjes die ze leerde “graag naar school komen”, want dat vond ze het allerbelangrijkste van haar job! Iedereen in de wijk kende juf Else, en ze was, en is nog steeds fier als men haar met die eretitel aanspreekt! Ze trouwde en kreeg twee fantastische zonen, een schoondochter uit de duizend en, in de loop der jaren, een hele rij “kleinkinderen” met een snor en een staart. Een “zittend gat” had ze niet echt want ze vulde haar schaarse vrije uurtjes graag met allerlei vrijwilligerswerk. Nu echter geniet ze van het reizen, rijsttafels klaarmaken voor familie en vrienden, en tijd doorbrengen met haar kinderen. Meer over Juf Else
Navigatie binnen de reeks<< De kat die het vliegtuig nam…

U wilt reageren op deze blogpost? Dat kan op onze facebookpagina!

Vindt u wat u net las interessant? Overweeg dan om u in te schrijven op de nieuwsbrief van deze blog en ontvang een e-mail telkens iets nieuws verschijnt.