Tien uur. Yes. Ik vond het. Dit is mijn plekje voor de feestdagen. Uiteraard zijn er, hier en daar in het Rondom, wat idioten oorlog aan het nabootsen. Straks gaan ze voluit, wanneer de kalenders in onze contreien een nieuw jaartal bereiken.
Ik hoor ze amper. Als ik niet in mijn agenda had gekeken, had ik de knallen niet als dusdanig herkend. Dan dacht ik dat het veldkanonnen van boeren waren om wintergewassen te beschermen, ergens in de veilige verte achter het natuurgebied dat dit dorpje begrenst. In de andere richting klinken de knallen ten vroegste een dorp verderop.
Hier klinkt af en toe het klokkentorentje van een monumentaal beschermd pittoresk kerkje in het middeleeuws kasseienbelegen doodlopend allerlaatste dorpsstraatje van dit godvergeten boerengat. En het klinkt zoals het altijd doet. Elke dag.
Ik vertel je niet waar ik ben.
Ik ben te bang.
Niet van de geobsedeerde stalker uit een ver verleden die mij vast nog steeds niet is vergeten, wel dat er hier rustzoekersoverload ontstaat vroeg of laat. Als periodiek campers in een rijtje als sardientjes op elkaar de bewoners zouden irriteren, wordt er vast een groot verbodsbord voor ze geplaatst.
Dan moet ik op zoek naar een ander plekje om feestgedruis en andere zooi te ontwijken zonder onhaalbaar ver weg van afspraken in ’t verschiet te moeten rijden. Grotere campers raken hier niet in- of uit gedraaid, maar toch… Hoezeer ik mijn kleine gelukjes ook met anderen wil delen, ik riskeer het niet. Ik leerde uit het verleden.
Rond elf uur val ik in slaap tot ik een eerste ochtend van 2025 ontwaak. Ik werd niks verstoord of wakker gemaakt. Het torentje tingeltongelt net als gisteren. De wind waait even woelig. Ik luister naar de stille verhalen die ze fluistert door de kale kruinen om me heen. Dídean wiebelt warm en gezellig met ze mee. Geen pijn, geen dorst, geen honger, en geen kou. Voorts niks nodig om simpelweg content te kunnen zijn.
– Draakje? Syrrebeest? Tanteke? Mina? Nushi?
– Niets nódig, zei ik, gaat niet om wie welkom zouden zijn.
– Ahja. Mis je ze niet?
– Ja, maar ik kies.
– Je kiést? Welke opties heb je dan?
– Er is de optie pijn te genereren door te protesteren, maar er is ook de optie te doorvoelen en dankbaar te zijn dat ik überhaupt ervaring ken die het koesteren van herinnering waard is. Tijd bestaat niet, het is slechts een ander perspectief op liefde die nog steeds ís. In die zin is het een rijkdom, dat gemis.
– Als dat allemaal zo ís… Waarom deel je dan de locatie van dit plekje niet?
– Omdat met liefde kunnen lossen niet betekent dat je wat je liefhebt zomaar weg moet sjotten!
Een nieuw jaar is begonnen met alles wat ik ervaar in mezelf. Alleen. Zelfs geen Syrrebeestje meer om me heen. Sinds kerst heb ik nochtans een overload aan vrijwillig vriendschapswerk. Ik weet het geen passender naam te geven. Het is schrijnend. Eindejaarsfeesten betekenen elk jaar weer een hefboom voor mensen die het moeilijk hebben… Om het nóg moeilijker te hebben. Ik probeer hen te leren dat ze keuzes hebben, door een voorbeeld te zijn.
Beenhard ben ik!
Andermans feestdagen zijn geen excuus om alle werk met onszelf lief te hebben en vrolijk te maken op te geven en een wrak te zijn. Dát vind ik. En dat durf ik zo te staten. Wie niet beseffen dat ikzelf vroeger ook niet beter kon, niet vatten dat ik in hen geloof met recht en reden zelfs als ze dat zelf niet meer doen… Zijn toch veel eerder al verdwenen van rauwe ergernis en razernij.
Wie bleef hangen en alleen maar duisternis ziet, is zelf een bron van licht maar weet het simpelweg nog niet. Straalverloren zo, maar draai het perspectief es? Diezelfde mens – eerder nog zo energieverslindend depressief – blijkt dan een vuurtoren voor elk ander die de weg niet ziet.
Alles gaat voorbij. Ook dit weer.
Nog heel even iedereen „gelukkig nieuwjaar” wensen, proberen niet te vergeten wie we het al hebben gewenst, en desnoods anderen mijden tot een weekje of twee januari in. Dan valt het allemaal weer van de kalenders af.
Liefs en licht, lieverds, no matter when or where, or what else is there.