– Zegges… Waar zijt gij mee bezig?
– Ik zit.
– Jaja, dat zie ik, maar ge zit – en ge staat ook en ge ligt – al meer dan 40u in Dídean opgesloten, alarm op en al. En ge zijt zelfs terug aan ‘t roken…
– Ja, met de ventilator op en ‘t venster open.
– In de kou ook nog. Vindt ge ‘t er zelf niet wat over?
– Nee! Gaat wel weer over. ‘t Is nu efkes nodig.
Voorraad genoeg om Dídean als een hermitage te beleven zolang nodig. Niet destructief ver daar voorbij, zoals in een sedentaire woonst wel het geval zou zijn. Met onbeperkt stromend water, riolering, en internet fix ik elke heremiettijd tot er niks nog te fixen valt. Maar hier in Dídean?
Ik kan alle kasten tjokvol voorraad proppen om te preppen voor zulke dagen, maar ik moet lozen en tanken lang voor er ook maar één kastje leeg zou raken. Ik moet me reppen, trouwens, de toiletpot gaat beginnen lekken. Van kou kan ik me koppig redden met kleding en dekens en slaapzak, tot lang nadat het zomer werd. Zeker weten. Ik deed het meerdere keren dit leven. No problem. Eén keer deed ik het zelfs tot nét niet afgestorven vingers en tenen toe. Maar als in Dídean de gastank leeg is, is ‘t ook gedaan met koffie zetten. Not sure if i can handle that. En als drinkwaterkanisters helemaal legen, is het sowieso gedaan met overleven.
– Waarom zijt gij niet aan ‘t fitnessen?
– Omdat ik niet meer naar de fitness kan.
– Dat kunt ge wel, ge hebt een jaarabonnement.
– Nee! Dat kan ik niet, want ik wist niet dat die club om twaalf uur sloot!
– Euh… So?
– Ah, ik lag om twaalf-uur-vijftien nog poedelnaakt en onbezorgd in de sauna.
– Oei, da’s ambetant.
– De trainer zat in het pikdonker onbetaald te wachten en kon niet op tijd aan zijn verlof beginnen door mijn schuld! Ik ga daar nóóit meer naar binnen!
– Ow eh zeg, die trainer is uw moeder niet. Die gaat geen vieze wraak nemen. Geef hem volgende keer een cadeautje, wat eiwitsnacks of zo, en een kaartje met „sorry” op geschreven. Als niet nu al, is ie dat dan direct en met een glimlach op zijn snoet vergeten.
– Misschien, ooit.
– Tegen misschien en ooit doet het lijf alweer teveel zeer en kunt ge niet meer. Verhuis Dídean van regio en ga naar de andere club, althans toch tot die misschien en ooit.
– Dat kan ook niet, want daar heb ik iets vreselijk mis tegen de trainster gezegd!
– Hoezo? Wat hebt ge dan gezegd?
– Dat ik het begot niet weet…
– Hoe weet ge dan dat ge iets mis hebt gezegd?
– Ik zag aan haar gezicht dat ze pijn had.
– Jamaar, als pijn veroorzaken niet uw intentie was, is pijn niet uw verantwoordelijkheid.
– Dat is ‘t nu net… Ik zei niks mogelijk zinnigs of nuttigs of bruikbaars, hè. Ik zei zelfs niks dat gewoon zo is omdat Alwatis nu eenmaal is wat het is. In al die gevallen zou ik voelen dat het zo hoorde te zijn, hoe gegeneerd of gestresseerd ik ook was. Nu was het louter ikke, ego dat zo gepast mogelijk sociaal gedrag probeerde vertonen en zo normaal mogelijk probeerde functioneren en communice…
– Aha!
– Wat aha?
– Ah, dát was er dus mis.
– Eh?
– Dat moet gij toch niet proberen, da’s psychologisch russische roulette, dat loopt mis sinds uw infantielste geschiedenis! Gij moet alleen maar authentiek uzelf wezen.
– Ja, ik weet het, maar te laat nu eh.
– Nee, zene.
– Hoezo nee?
– Het gaat om authenticiteit. Falen, vallen, weer overeind komen… Dat hoort er allemaal bij.
– Ok, ok, ik zei toch: ooit. Laat me nog efkes, please.
– Jaja, ‘t is goed, als ge die pot maar niet over piest.