Zoveel parkings, parken, en paadjes waar ik nooit eerder zonder het Syrrebeest was. Ik heb eraan te wennen. Tijdens de ritten neigt aan elk rood licht, in elke file, mijn hand vanzelf opzij om haar hoofd nooit nog tegenaan mijn dij te vinden. De enige constante in het fysieke leven is verandering. Er zit niks anders op: ik pas me aan in het licht van een ei na volle maan.
Stemmen van mensen uit mijn verleden, kwellen mijn ervaring hier en nu. Het lijkt zo hartstikke gemeen allemaal, maar ze kennen alleen zichzelf, ze hebben geen idee. Ik adem in, ik adem uit, ik laat los, ik laat gaan. Ik zet een paar passen en blijf dan weer staan. Het lijf mag dan de tempel ter ervaring zijn: het voelt pijnlijk, louter loze last, onwelkome ballast.
-Er zit echt niks anders op, eh…
-Zelfdoden?
-Try again.
– … Benzodiazepines?
-Maar nee gij, fitness!
Mijn god, ik kan amper stappen. Laat ik eerst maar es wat vrije dans in gespreksloze spirituele sferen proberen. Dansen zal niet eens een beetje lukken, maar dat is niet erg. Ik zet voeten op de grond, verbind met Onverwoordelijks doorheen het ritme, en dan wiebelt het lijf vanzelf onder invloed van de meest elementaire rudimentaire levensenergie die een weg zoekt.
-Moeha! Da’s wel ferm gepast.
-Ik weet het, daarom net, dat moet lukken.