De smartphone krijst een vertrouwde wijs mijn stille wereld in. Net als ik in bad zit. Met hoofdtelefoon om, want anders kan ik de geluiden van dat bad niet verdragen. Voorzichtig druk ik met een natte wijsvinger op de zijkant van de oordop, en neem de telefoon op.
– Beerke?
Ik klauter klutsend en klotsend rechtop, en draai zo snel ik kan de badkraan dicht.
– Hey! What‘s up?
– Dídean is klaar, ze kan de baan op, ge kunt ze komen halen.
Ik probeer niet te kirren en volwassen en normaal te klinken. Het verbaast mijn garagist niet dat ik daar grandioos in faal. Op de achtergrond spat badwater met badschuim vrolijk in ‘t rond.
– Oe oe oe! Ik ben zo blij, ik kom eraan! Morgen, of zo, want ik ben halfdood nu en ik ga anders heel de nacht aan de kant van de baan met die vervangwagen staan, maar ik kom eraan!
Hij lacht, ietwat vaderlijk content. Ik betaal altijd heel stipt en correct, en ik denk niet dat garagisten veel klanten hebben waarbij ze zo duidelijk voelen dat hun werk niet alleen een auto maar een heel leven redt.
– Doe maar op uw gemak, ze staat niet in de weg.
– Yes, i know, maar toch! Op mijn tempo ben ik al onderweg, tot morgen!
– Tot morgen. Of overmorgen.
Ik leg af, één been al over de badrand. Ik vergeet mijn haar, maar ‘t is niet erg. Ik was het nog snel, voorovergebogen. De handdoek glijdt van het lijf. In gedachten hoor ik thuis al ronken. Thuis! Waar Syrrebeestje en Nushi spoken, mooie herinneringen te mijmeren liggen, de hele wereld mijn tovertuin is, en waar ik kan vermijden dat ik me opsluit en weg begin te kwijnen.
„Gij hebt mij voor niks nodig, en gij kunt in een paar uur letterlijk álles wat ge bezit inpakken en vertrekken! Ik ben niet van beton eh!” Mijn ex was mis. Het duurt een paar uur voor mijn haar droog is, maar na twintig minuten al is alles klaar om Dídean in te laden. Zal ik hem bellen om hem dat te vertellen? …Neh. Wie weet wat voor drijfveren hij daar onder duwt.
Nu, ik moet nog steeds een duurzame oplossing voor de toekomst proberen voorzien. Er gaan ongetwijfeld nog opstoten en andere te-vervelende-symptoomtijden volgen. Voor nu, is alles terug operationeel. Zowel aan ‘t busje als aan ’t lijf. Althans dat denk ik toch. Eerst es proberen bij de garage aan de andere kant van ’t land te raken. Bed- en badkamerspul neem ik mee, dan kan ik overheen meerdere dagen terugreizen in Dídean. En als het echt moet kan ik dan ook op de heenreis achterin die caddy slapen. De rest laad ik nadien wel in.
En afhankelijk van hoe vlot de komende weken verlopen; wat er uit de onderzoeken blijkt; wat door de neurologen wordt besloten; wat ruimtelijke ordening beslist; en wat de notaris weet te vertellen over opties en dergelijke;… beslis ik of ik helemaal terug verhuis of voorlopig beter heen en weer blijf schipperen tussen sedentair en nomadisch bestaan.
Voorlopig heb ik alleen medische afspraken in het verschiet die meer duidelijkheid zullen geven over eventuele medicatie-opstart en de gevolgen. Ik zal grotendeels in Dídean leven, en vaak genoeg terug in het appartement op de zetel komen slapen om mijn adres niet nog es, en nog es en nog es, te moeten veranderen. Iemand zou beter de wet aanpassen, want „als ge u aan die wetten houdt, zijt ge zot“ zeggen alle mensen, inclusief alle beamten en agenten. Waarom bestaan die wetten dan? Ik snap echt niks ervan.
Mijn dierbaar lezer, ik daver op mijn benen dus ik ga wat rusten in de zetel, maar laat dat u niet misleiden! Ik ben – op mijn tempo – nu al terug naar huis aan ’t reizen.