De medicatie zou na een tweetal weken resultaat opleveren, en als na vier weken de neuropathische pijn en andere moeilijkheden onveranderd blijven optreden zijn er twee alternatieven voorgesteld. De neurologen lieten de keuze over aan mijn psychiater, want zij kan beter inschatten welke van de mogelijkheden de minste kans heeft om negatief te relateren aan mijn autismespectrum.
Zodoende werd het spul met de zachtste werking en de minste bijwerkingen eerst opgestart, en ik ben nu vijf pilletjes van een halve dosis ver. Mijn legendarische gevoeligheid zette me weer es verstomd. Vijf dagen halve dosis van een drug, die pas na twee weken volle dosis zou beginnen werken, leverde heel wat gevolgen, en gelukkig ook beweging richting het beoogde resultaat.
De eerste dag was er, net als alle dagen van alle maanden van minstens het hele jaar vóór de drug: volcontinu vervelends; vaak veel pijn; af en toe té veel pijn. De tweede dag was er geen enkele keer een onhaalbare aanval van pijn; de derde dag was er alleen nog maar volcontinu vervelends; en de vierde dag… De vierde dag had ik zowaar af en toe de vrolijke ervaring dat er niks opvallends was dat dit lichaam onevenwichtig bewust in mijn ervaring trok!
Of het “normaal” voelde, weet ik niet. Ik heb geen enkel referentiekader wat de norm betreft. Maar het lichaam voelde met momenten in balans. Alle gewaarwordingen van lichamelijk ervaren – zowel aangenaam als onaangenaam – voelden relatief evenwaardig verdeeld overheen mijn volledige zenuwstelsel. Er was geen oor of neusvleugel die de indruk wekte dat het ernstig ontstoken was, of dat er miljoenen mieren in krioelden, of dat er een bijtend zuur overheen gegoten was.
Voor het eerst sinds heel erg lang. Na vier dagen al!
De vijfde dag – vandaag – steekt de pijn in het oor terug wat meer op. Voorlopig voelt het haalbaar. De psychiater heeft gezegd dat ik de dosis op de helft mag houden als ik voel dat die voldoende helpt. En ik wil de drugdosis zo laag mogelijk houden, want het spul heeft voorts ook invloed, en die merk ik wel degelijk.
– Waarom zit gij niet te typen over wat ik graag wil herbeleven?
– ‘t Gaat niet, ‘k ben te verlegen.
– Gij? Verlegen?
– Ja, sè. Het is al erg genoeg dat er een spatje spuug van mij op die mens zijn broodje is beland!
– Toegegeven. Erg gênant was dat.
– Mja… We hadden een eerste uitwisseling van lichaamsvocht toch wat romantischer verwacht.