De man en ik spraken over tien dagen voor het eerst terug af. Rustig aan. Rust is nodig na zo’n bedreigend beangstigende chaos, dus we spraken voor het eerst terug af in een casual setting met twee anderen die we allebei kennen om redenen die niets met intimiteit, seks, of een eventueel ons te maken hebben.
Het leek mij niet lang, tien dagen. Hopelijk was het net genoeg om te durven berusten in een fijn en veilig gevoel dat niet door stress en angst werd onderbroken, alvorens de man opnieuw te ontmoeten. Met frisse lei, zoals dat heet, want zijn angstige – en voor mij erg angstaanjagende – psychotische waangedachten waren naar zijn mening voorgoed voorbij. We hadden dan allebei de veiligheid van ietwat betrouwbare stabiele anderen nabij.
Ik vond het een goed idee. Minstens ik kon zo rustig wennen aan het idee dat een sfeer van vertrouwen mogelijk was ondanks wat er allemaal gebeurde in de afgelopen weken, door het te ervaren in praktijk. En als dat dan goed ging, en goed voelde, konden we – voorzichtig – een tweede afspraakje voorzien. Wat meer een onderonsje, misschien.
‘Mooi zo!’ dacht ik.
Ik zou die tien dagen savoureren als een waarlijk levenskunstenaar. Dat was mijn plan. Tot zover had ik een plan: Ik zou hoop voelen opwellen in ontroerde tranen, die mijn ogen aaiden terwijl de wind mijn huid streelde in het ritme van de populieren en wilgen hun zacht ruisende liederen. Ik zou dromend en verlangend het vooruitzicht verorberen, en genieten van alle liefde in mezelf voor Alwatis. Ik zou, dierbaar voelbaar verbonden met Onverwoordelijks, heerlijk dankbaar surfen op alle golven van de oceaan in mijn introverte wezens gevoelswereld. Ik zou het numineuze vinden – zoals altijd, maar nu met wat extra elan – in elke zonsopgang, in elke stilte, en in de magisch mysterieuze dans van noorderlicht.
Dat bleek verdorie zichtbaar daar in Rillaar – of all places! Het noorderlicht had niets ermee te maken dat zelfs de allereerste van tien dagen geen kans kreeg te ontwaken… Enkele uren nadat we tien dagen later hadden afgesproken, dezelfde dag nog… Ik herinner me huidig:
De smartphone beept. Mijn huid rilt. Dit hele lichaam huivert, terwijl ik de tekst op mijn scherm vindt: ‘Misschien spreken we toch maar beter eerst es samen af. Het is mooi weer vandaag, wat denk je van een wandeling?’ Ik voel zijn angsten en zijn twijfels. De stress waarmee hij zoekt naar de best mogelijke pisten van denken, reageren, en anticiperen… Ik kan haar proeven op mijn tong. De smaak is metaalachtig. Als bloed.
Ik kauw kleine stukjes van mijn wang om mezelf te kalmeren, ik ben echt bang. De man aan de andere kant van de verbinding werd ei na psychotisch, nog maar erg recent geleden. En nu zoekt hij opnieuw krampachtig controle over externe factoren om grip over zichzelf en zijn eigen gevoelswereld te krijgen: zowat het hoofdingrediënt in de receptuur om een psychose te verkrijgen.
Per bericht voel ik mij opnieuw tot louter één van externe factoren, tot lijdend voorwerp in zijn wereld verworden. Almaar onzichtbaarder voor de medemens, die wanhopig in zichzelf roert om onheil te voorkomen, en die desondanks – wel net daarom – begint te kolken en over te koken.
Het voelt vreselijk eng. Ondanks liefde, respect, en diepe dankbaarheid voor zijn bereidheid om mij de erkenning te geven die geen zieke mama of man in mijn verleden ooit heeft kunnen opleveren. Ik probeer hem te ondersteunen: om de controle los te laten; om rustig te vertrouwen in vooral zichzelf, maar ook in mij, en Onverwoordelijks; om geduldig af te wachten. Tien dagen, tien dagen maar.
Ik doe mijn best het goede voorbeeld te geven. Ik probeer niet bang te zijn, te paaien of te controleren. Ik laat me niet manipuleren. Ik blijf, zo betrouwbaar consequent mogelijk, overeind als rots in de branding – voor minstens mezelf.
Het lukt hem niet. Hij wordt met de minuut onrustiger. Het is te moeilijk. Hij ziet het zelf in, en als een laatste finale coup over zichzelf en zijn gevoelswereld – misschien ook om mij te beschermen – zegt hij nog snel dat hij me niets kwalijk neemt, en blaast hij alle bruggen op. Dezelfde dag nog!
Ik was in shock. Maar onderhand is op de klok een kleine week voorbij getikt, en ik begin stilaan te berusten erin dat er geen waangedachten in zijn hoofd zijn komen spoken over hoe ik met zijn voeten heb gespeeld, of iets dergelijks. Ik hoop dat hij rust en vrede in zichzelf vindt. Er wordt me vast écht niks kwalijk genomen. Hooguit door mezelf, misschien, omdat ik het waagde me open te stellen voor de kans nog wat één op één liefde en fysieke intimiteit te beleven dit leven, ondanks het verleden, ondanks handicap, ondanks ziekte. Want waar ook in een mens Draak door kan komen stromen… Ego staat onvermijdelijk in de weg, en ik wil zo weinig mogelijk levensenergie nog verspillen aan dat bestaansniveau.
– Draak blijft altijd bij me, zielsverbonden, desnoods louter abstract.
– Ik weet het, maar pijnlijk is dat.
– Ach, tijdloos zijn er universa zat. We bewegen, we leren, en middenin alle karma is het een even groot gemis als dat het alle pijn verzacht: niks of niemand die je mist of ook maar iets van je verwacht.