– Wat doet gij daar?
– Opgaan in een Onverwoordelijk walhalla van gevoelsverwarring… hé! …gevoelserváring!
– Jaja, spellingscorrectie speelt weeral wat jungiaans freudiaans met uw zachte voetjes.
– Éh euh, ge moogt die warme grote handen niet met spellingscorrectie verwarren.
– Ok, touché, geniet gij maar, die mens geniet toch ook, maar houd mij veilig, wilt ge?
– Ik voel me veilig, anders genoot ik niet, toch?
– Verleden leert dat een veilig gevoel niks zegt over veiligheid. Mensen blijken monsters, zelfs als ze liefde zelfve leken vaak! Ze springen tot conclusies, worden bang, en ze gaan defensief – alvast en just in case – volop in de aanval.
– Maar waarom – als mensen dan toch monsters blijken – mag ik niet gewoon genieten tot gij rennen moet?
– Dat moogt ge wél. Ik heb niet liever, maar… éh…? Zijt gij d’r nog?
– …. uh…
– Wat doét gij daar?!
– …. niks… è…. nikdoe… niksni….ikvoe…voelall… alleen… ma…
– Ik merk het, gij doeniksninee! Híj doet dat allemaal! Zeg stop!
– Allé… ik wil alleen… wa zen in mijn handen… Ik doe tochni…niksni…misikís…
– …van hém, verdomme, die handen zijn van hém! Ik word daar bang van. Snap out of it! Get back here! I want control!
– Nè… La me los… oplossen in handen… evaporiseren in één adem… verbonden in louter Onverwoordelijks landen.
– Get back, joh, Spanje scoort omdat Frankrijk in eigen doel sjot!
– Rot op!
– Nee!
Testosteronbeladen grote mannenhanden vallen abrupt uit hun gretig rauwe rol vol oerenergie, vullen mijn buik, dijen, en onderrug met warme vriendschappelijk liefdevolle bezorgdheid, en blijven onbewogen rusten op mijn vel. De man zoekt mijn blik.
– Gaat het?
Ik weet niet naar waar kijken. Oogcontact voelt zoveel naakter dan dit lichaam voelen kan. Ik weet niet wat ik zeggen wil. Dat lichaam gáát ook niet, het zit. Het zit in een pose die me verstomd zet over hoe lenig mijn lichaam nog is. Ik weet niet of het gaat. Nee, echt, eerlijk. Ik weet het niet.
Ik word emotioneel. Zoiets. Mijn stem flapt wat maar ik kan het niet goed horen. Ik weet niet wat ik zeg. Er loopt water uit mijn ogen. Dit brein werkt echt even niet. Het herinnert wel aan Johan, die enkele jaren geleden tegen me sprak: „Jij bent een vrije, zelfstandige, en intelligente vrouw van middelbare leeftijd die seksualiteit mag beleven zonder schuldgevoel. En laat niemand – ook jijzelf niet – je wat anders wijsmaken.”
Zijn woorden hebben me toen gered van mezelf, na een paar maanden relatiepoging met dezelfde man wiens handen nu voelen alsof ze mijn heupen kunnen verbrijzelen, maar alleen maar willen roeren en welkom voelen in de warme vochtige zachtheid die ze zelf opwekken erin.
Woorden, die waar klonken nadat ik tevergeefs vertrouwd had en me – weer es – tot anonieme opblaaspop en waardeloze slet gedegradeerd had gevoeld. Iets wat me toendertijd – tijdelijk – op het randje van suïcide, en allerlei miserabele beslissingen met nog miserabeler gevolgen in de marge van die toestand, had gebracht.
De man in kwestie – ik durf hem mijn liefje noemen op ’t moment – heeft dat nooit geweten, omdat dat soort info in andermans wereld stinkt. Omdat het daar als emotionele manipulatie en chantage klinkt. Het was niet uit schaamte, maar toch waagde ik het niet. Dat soort info delen heb ik af moeten leren in mijn leven. Vanwege alle mogelijke gevolgen.
Het maakt ook niet uit wie wat weten daaromtrent en wie wat niet. Het is gevolg van geheel mijn eigen wonde, wie ook tengevolge van angst, onmacht, en verdriet er pekel over giet… Niemand anders dan ikzelf kan die wonde helen. Ik antwoord, en ik voel mezelf een beetje beven:
– Ja. Denk ik. Ik weet het niet.
De man en ik besluiten de niet onbezonnen begonnen paringsdans te staken vóór er iets gepaard geraakt. Uit zorg, vooral. Uit liefde en respect, zowel voor elkaar als voor het ons dat zich voelbaar wil vormen. Ik ga naar buiten om wat met mezelf alleen te zijn.
Niet veel later zitten we – tot mijn verwondering zonder last van eigen of de anders ergernis – de gevolgen van een storm te overzien in beelden op ’t journaal. De grootste impact in gebieden vol vrienden, familie, en dierbaren. Mijn ongerustheid leidt me af van wat er is aan ‘t ontvouwen. Ik stuur wat berichtjes in ‘t rond, en hoop nergens ter hulp te zullen willen schieten. Het zou me toch niet lukken nu.
We nemen afscheid met een knuffel en een zoen, en ik lig in Dídean nog een uurtje wakker. De man in zijn huis slaapt. Ik lig zonder muizenissen naar mijn gevoelens te peilen en te gissen. Het valt me nu pas op dat het de verjaardag is van een ander man uit mijn verleden, wiens antwoord op alles waar ik toen nog onbewust om vroeg – ik wist niet beter – veel te hard aankwam. Wiens vuisten trauma‘s in me sloegen. Toeval? Misschien wel, misschien niet. Ik wist het daarstraks in ieder geval nog niet.
En wat met de réden?
Wat met mijn réden om een amour toe te laten in mijn leven en – opnieuw, dan nog – realistisch een kans te geven? Is het fair om voor iemand te kiezen als ik dat vooral doe omdat ik – beïnvloed door omstandigheden en andere mensen – niet beschikbaar wil zijn voor andere dan louter platonische banden, ongeacht eventuele aantrekkingskrach, ongeacht psychisch-emotionele mechanismen die spelen?
Is dat fair?
Want serieus, ik ben het beu! Ik ben het kotsbeu om te moeten argumenteren en beredeneren, om wanhopig te proberen uit te leggen: dat ik niet aan het versieren ben; dat ik niet (persé) op een relatie zit te azen ongeacht mijn vrijgezellenstatus en mijn grotendeels warme liefdevolle eigenheid; en al zeker niet met andervrouws man; dat ik geen seks of intimiteit wil delen als er geen veiligvoelend relatiekader rond wordt geweven; en zoveel meer dat mijn levensenergie opslokt voorbij haalbare grenzen. Al die onzin, al dat drama, man!
Mijn maat is vol. Ik heb meer dan genoeg ervan om, tussen ratio en gevoelens en instincten in, te moeten balanceren. Om overal rondom voorzichtig te moeten zijn met wat ik onbewust uitstraal, dat blijkbaar van een absurd magnetisme is doordrenkt dat veel te vaak een foute indruk wekt.
Ik hoop mijn liefje er niet mee te bruuskeren, want hij zal dit ongetwijfeld lezen, maar het is me een enorm dankbare waarheid om te kunnen uiten in allerlei voorkomende omstandigheden. Het geeft me de vrijheid om onbezonnen zonder zorgen relatief veilig simpelweg mijn eerlijkst authentieke zelf te kunnen zijn. Middenin in Alwatis zoals het is, ondanks dat het zo is.
Mijn reden om een liefje te willen heeft niets te maken met redenen om déze man als liefje te willen: een heleboel volstrekt onverklaarbare gevoelens en vage intuïties moeten wat dat betreft maar genoeg zijn. Voor hém, bedoel ik, want wat de rest van de wereld ervan vindt kan mij geen moer schelen.
Iemand, wiens naam ik vergat, zei: „Love all, trust only few, do wrong to none!” en ik volg dat advies. Dus, mijn lieve en minder lieve medemensen, (ja, echt: dús!) … Vanaf heden – tot mijn lief en ik er samen anders over beslissen of de dood ons scheidt – met zelf teugels van waarheid in handen, op alle vleugels van je reinste vrijheid:
…Ik heb een lief!
– Ah, fijn! Dan mag ik straks toch in die grote handen van uw lief helemaal oplossen tot tijdloosheid, en klaarkomen eh?
– … Wow, euh, watte?
– Ahja, uw issue met veiligvoelen versus veilig zijn is van de baan toch nu?
– Kieken, ik had net fijn besloten tot een rustpunt, wat doet ge mij aan!
– Awel, maar dan mag dat lijf toch éindelijk nog es fijn klaarkomen voor het overlijdt?
– Zucht. Misschien. … Eerst es zien of mijn lief niet al wat hem lief lijkt alweer per direct terug uit zijn leven smijt, nadat ie dit donderdialoogje heeft gelezen.