-“Ma, jullie moeten haar nemen! Anders krijgt ze een spuitje!”
Schoondochterlief kwam bijna huilend de woonkamer binnen…
-“Rustig! Ga eerst eens zitten.
Ok, vertel nu eens wie we moeten nemen.”
Daarop volgde een heel verhaal van een vriendin van haar zus die een poes met kittens in haar tuin vond. Ze had er een aantal kunnen plaatsen maar voor het laatste vond ze niemand. Ze zou het laten euthanaseren als ze er niet heel binnenkort een baasje voor vond.
-“ En wij kunnen haar er echt niet meer bijnemen, met onze zes katten en de hond!”
Ja, dat begreep ik! Maar wij hadden ook een poes, een poes met psychische problemen, die van alles en iedereen bang was. En als ik zeg “alles en iedereen”, dan mag je dat heel erg letterlijk nemen! Niemand kreeg Pernukkel ooit te zien, behalve heel af en toe haar baasje, haar papa. Mama had het ooit eens aangedurfd om haar op te nemen en in haar reismand te stoppen, om haar dan, zoals we vroeger altijd met onze Pruts deden, mee te nemen om de zomer door te brengen in onze stacaravan op een camping in de Ardennen. Geen goed idee dus: Pernukkel miauwde aan één stuk door, vanaf het moment dat ik haar in haar reismand stopte, tot ze er in de caravan weer uit mocht en ze spoorslag onder het bed verdween. Ze kwam er de twee volgende maanden enkel af en toe van onder om raprap op de kattenbak te gaan of om snelsnel iets te eten of te drinken. Wat meestal enkels ’s nachts gebeurde… Toen we haar als kitten meebrachten van Ursel als gezelschap voor onze Pruts die heel erg treurde om het verlies van “Poes”, onze allereerste kat, miauwde ze trouwens net zo hard. Ook als ze naar de dierenarts werd gebracht, die eerste jaren (later ging ze niet meer, dat lukte niet meer)…
Op, en na onze terugkeer van de camping was ik duidelijk de grootste boeman: ze was doods- en doodsbang van mij… Haar aanraken lukte me nooit meer… Dat lukt ook de nog thuis wonende volwassen zoon niet… Papa mocht af en toe in de nabijheid komen, maar vastnemen: Ho maar! Ik ging, zonder de poes, naar de dierenarts die veel ervaring had met probleemkatten, kreeg tips en medicijnen om haar wat minder angstig te maken, maar niets hielp: ze bleef zich de volgende jaren verstoppen ergens op zolder…
Je begrijpt dat we niet zo happig waren om er weer een kat bij te nemen…
Maar ja: schoondochterlief bleef maar aandringen, bleef maar inspelen op onze gevoelens en… toonde ons een foto van een heel kleine, lieve en héél mooie zwart-witte kitten… Eénmaal, andermaal, VERKOCHT! Hoe zou iemand het over zijn hart krijgen om zo’n 7 weken oud, lief, klein hoopje kat een spuitje te laten geven? Wij niet!!!
Zo kwam Pitou in ons leven. Wat zeg ik? Toen werd Pitou ons leven!
Het eerstvolgende weekend vertrokken we, zoals elk weekend en elke schoolvakantie, naar de camping, mét Pitou. Hoe zou dat aflopen? Ondertussen verbleven we niet meer in de caravan, maar op verzoek van de eigenaar die niet wou dat de woning van de vroegere eigenaar werd verwaarloosd en zou “wegrotten”, mochten we de “chalet” als de onze beschouwen. Het appartementje, zeg maar, lag boven het sanitair van de camping en bereikte je langs een buitentrap.
De reis had ze slapend doorstaan, dus dat was positief… nu het verblijf….
Ik droeg de mand naar boven, en van zodra de deur achter ons dichtgetrokken was, keken we heel benieuwd naar de reismand… ik opende de rits, en, in tegenstelling tot Pernukkel die meteen sprintte naar een goede schuilplaats, kwam ons kleintje er voorzichtig uit… Eén pootje… een tweede, derde en vierde pootje…Haar neusje “draaide overuren”: ze bleef maar de geur opsnuiven… Heel voorzichtig verkende ze de woonkamer/keuken… sprong op, en even later weer van en onder de zetel, stapte parmantig de badkamer in, waar ik ondertussen haar kattenbak had klaargezet. “Hé, dat ruikt naar thuis” dacht ze waarschijnlijk, waarna ze, zoals je als een goed opgevoed klein poesje doet, net in het midden van het kattengrit, een plasje deed. “Ziezo! Hier woon ik nu”, begrepen we daaruit. De chalet werd helemaal verkend, toen wilde ze ook wel even de buitenkant gaan bekijken en besnuffelen! Natuurlijk hadden we dat voorzien: ze kreeg haar mooie, spiksplinternieuwe, rode tuigje om, de oprolbare leiband werd eraan vastgehecht, en toen stapten ons klein prinsesje en papa het terras op. Langs de betonnen trap met de redelijk hoge treden naar beneden gaan, was niet gemakkelijk, maar “moeilijk gaat ook”, moet ze hebben gedacht, waarna ze de treden afspringend, beneden kwam. Voor de eerste keer was dat wel genoeg: papa droeg haar de trap weer op, en na een hapje en een drankje, zocht, en vond ze het perfecte plaatsje voor een dutje: midden op ons bed!
De winterweekends volgden elkaar op, en elke keer ging ze verder op verkenning. Aan de leiband, wel te verstaan, want thuis kan ze niet weg uit de tuin en komt ze dus nooit op de straat, en de camping lag op de kruising van een hele drukke, en een veel bereden maar toch minder drukke baan. Heel vaak zag je langs de grote baan de lijkjes van doodgereden katten liggen, en dat mocht met ons kleintje niet gebeuren! Maar zo’n klein poesje had op een grote, weliswaar zo goed als verlaten camping meer dan genoeg om te ontdekken! Overdag, maar vooral na donker… Papa gaat altijd heel laat slapen en vond het heerlijk om met zijn hoofdlamp op, samen met Pitoutje de camping te doorkruisen. Natuurlijk nam Pitoutje de leiding, maar sommige dingen mochten natuurlijk niet, en dat leerde ze snel: niet door de struiken kruipen, niet onder de caravans… Muisjes proberen te vangen mocht wél, dan bleef papa gewoon staan wachten, tot ze haar gruwelijke taak volbracht had.
Op een dag namen we onze kleine pluizenbol mee naar een bos, waarvan we wisten dat er nooit veel volk was. Stelt u zich voor, lieve lezer: een stukje loofbos dat er uitziet als een grote kom, waar een tien- of twaalftal heel erg hoge, dikke bomen staan en waar een dikke, een hele dikke laag blaadjes de bodem van de kom bedekken. Het leek wel een tekenfilm: Pitou ‘sprongliep’ naar beneden, tot aan de eerste grote, dikke boom op haar weg… Daar keek ze, haar 4 pootjes en een stukje van haar pluizige witte buik weggezakt in de bladeren, bewonderend naar boven, naar de vele meters hoge bladloze boom… Ze leek in extase, en miauwde heel luid, vol intonatie, terwijl ze ons aankeek… En dan ‘sprongliep’ ze, weer luid roepend naar een volgende boom, en een volgende, en een volgende… Wij hoorden niet meer “wrauw miauw, mraaauw…” maar echt waar: wij leken te horen: “kijk eens: zo’n grote boom!”, “en hier staat er nog zo’n grote!, “en hier nog één!” Pitoutje, die nooit buiten maar enkel en alleen in haar kattenbak een plasje of iets meer wilde doen, raakte in extase en ging plots graven in de dikke hoop bladeren, en “liet er haar visitekaartje achter”! Zij genoot, maar wij minstens even veel!